Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 29 januari 1934

den Haag, 29 Jan. 34

Beste Eddy

Ofschoon het vanavond wel heel kort zal zijn, wil ik toch even terugschrijven. Ik ben langzamerhand rot en voos en ziekig geworden door het lezen van Waarom niet?, waarvan de eerste 300 pagina's werkelijk (in aanmerking genomen het voorbeeld van A high wind in Jamaica) heel aardig zijn, en de rest van een gezapige, langwijlige, hier en daar arrogante en tien stille plantages overwoekerende stommiteit is. Ik ben nu ‘pas’ op pag. 700, dus misschien komt er weer iets meesterlijks. Dien jongeheer A. Helman hoop ik a.s. Zondag netjes, edoch steviglijk te verneuken met zijn pedante allures en zijn houding van ik-zit-in-Spanje-en-ben-te-goed-voor-jullie. Met Theun en Thony wordt hij de waardige representant van onze letteren, al is hij, om zijn goedkoop communistisch tintje, dan altijd nog verreweg de sympathiekste. Ik wensch ‘Doeke’ overigens een stevige strop met zijn duizendbladig foliant. - Theun heb ik in Febr. nummer Forum ernstig terechtgewezen. Mij dunkt, zóó kon het toch niet passeeren. En hierbij voeg ik een knipsel, dat nog een liefelijk beeld opent van sneeuw en gezag. Voor de verandering doe ik er ook de Zaterdag gehouden rede van Kramers bij, die bijzonder aardig is en mij, momenteel tenminste, heelemaal met hem verzoent. Zoo goedkoop als de menschelijke ondergrond van zoo'n speech is, zoo sympathiek is het houden van een rede, die hier werkelijk langzamerhand niet ongevaarlijk wordt. Ik heb het heele ding in extenso in Het. Vad. gedrukt, met het ‘concentratiekamp op Urk’ erbij.

Met je reactie op mijn brief ben ik bijzonder blij. Ik voor mij geloof niet aan je nabije zelfmoord, eenvoudig omdat je vitaliteit niet opgeteerd is. Het is mogelijk, dat je nog jaren en jaren staan kunt, waar je staat, zonder aan ‘opruimen’ te denken, tenzij als uiterste mogelijkheid. Alles komt tenslotte neer op ‘le bonheur de vivre’ en ‘amor fati’. Ik zelf heb voor het moment genoeg aan mijn absoluut verweer tegen het fascisme. In Febr. zul je mijn eerste aanval, die niet de laatste zal zijn, wel lezen. Zolang hier in Nederland de bevolking met den dag meer roodzwart gaat dragen, heb ik hier ‘iets te doen’. Hoe het afloopt mag joost weten, maar alleen het allerscherpste is voor het oogenblik kras genoeg. Je merkt het nu al, dat ‘men’ gaat coquetteeren, omdat ‘men’ weet, dat bij ev. verkiezingen Mussert met een overdonderend aantal zetels gaat strijken. Aan mij zullen ze, zoolang ik nog vrij schrijven kan, geen pleizier beleven.

Forum 2 wordt beter m.i. dan 1. Je ‘Stendhal’ moest ik in tweeën splitsen; ik zat op een gegeven moment met 132 pag. - Terwijl ik er 96 mocht hebben, waaronder allerlei actueels. Dit leek me beter dan het heele stuk laten liggen. De Vlamingen en waarachtig ook Hollanders beginnen nu abonné te worden; sedert 12 Jan. zijn er over de honderd bijgekomen! Dit our dear βουϛ dat nog moet beleven, zonder hem!

Je aanteekeningen zijn absoluut goed, ik durf je dat bijna bezweren aan de manier waarop je er over schrijft. Ga er mee door, stuur mij vooral wat, als je het lezensklaar vindt! Ik kreeg een aardige brief van Marsman uit Spanje. Hij zit in Andalusië.

Nu, beste kerel, houd moed, voorzoover de omstandigheden het toelaten en blijf me heftig schrijven. Daarmee doe je mij, voortdurend ronddraaiend tusschen journalisten, het grootste pleizier.

hart. gr., ook vooral van Ant en voor jullie beiden

je

Menno

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie