Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 18 februari 1934

den Haag, 18 Febr. '34

Beste Eddy

Eindelijk dan Zondag, en geen ‘agitatie’! Die trouwens nog heel wat moeilijker is, dan ik dacht, want Liepmann zit nog en de bourgeoisie vindt het best. Toevallig was ik juist op stap naar Huizinga, toen ik je briefje kreeg. Kramers en ik zijn n.l. bezig een vorm te vinden voor onze agitatie; wij hadden een heel fraai plan voor een ‘oproep’ op breede basis gemaakt, dat echter in de kiem gesmoord is door het weigeren van Huizinga. Zelden heb ik een slechter berekening gemaakt dan gisteren! Neef Huizinga ontving mij heel vriendelijk, maar wenschte zich niet aan koud water te branden. Hij bleek voor meer inperking van de persvrijheid, meer orde, meer rust etc. etc. Wij kregen nog ernstig ruzie, maar ik kon hem natuurlijk niet overtuigen. Met al zijn professorale instincten zit deze man vast in het burgerlijke kapitaalbegrip van den ‘geest’ als een hoopje cultuur voor den Leidschen academischen stand. Ik denk wel, dat hij mij als een staatsgevaarlijk revolutionnair of een zieke heeft laten vertrekken. De zaak Liepmann (die je nu uit de kranten wel kent) vond hij ook heelemaal niet zuiver, ‘zeer netelig’, zooals hij zei, en dus bemoeide hij zich daar liever niet mee. Hij was, antwoordde hij op mijn vraag, kategorisch tegen iedere oproep voor de gedachtenvrijheid; dat was goed voor de 18e eeuw. - Vermakelijk was een moment in dit gesprek, toen ik het had over ‘primitieve rechtsidealen’ (in een tijd, toen ‘recht’ nog concreet tegenover ‘krom’ werd gebruikt), waarop hij plotseling met zijn meest hautaine lachje zei: ‘Wil je daarover eens een boek van mij leenen, je weet er immers niets van!’ Toen werd ik zoo giftig, dat ik hem vrij onhoffelijk gezegd heb, wat ik van dergelijke quasi-welingelichte antwoorden dacht, en ik heb hem toen met philologische bewijzen, die ik gelukkig bij de hand had, duidelijk gemaakt, wat hij niet begreep. Meer dan ooit ben ik overtuigd, dat ik het grootste gelijk had in mijn stuk Huizinga v.d. Afgrond.

Enfin, deze weg is onjuist gebleken. De oude heeren moeten er maar buiten blijven. Bierens de Haan is natuurlijk precies hetzelfde.

Het zal inderdaad in de richting van een N.I.C. moeten gaan. Morgen komen Kramers en ik weer bij elkaar. De groote moeilijkheid in Nederland is de angst voor het communisme, voor de arbeiders. Dat handicapt zelfs verder ‘fatsoenlijke’ intellectueelen volkomen. Zij durven niets, uit angst van Scylla in Charibdis te vervallen. In geen geval laten wij het er bij zitten. De vraag is maar, hoe het beste het begin wordt gemaakt.

Ik was eergisteren voor Liepmann in Amsterdam, bij van Kampen, ook bij Querido (die erg ‘heet’ is, maar liefst niet de leiding moet nemen; als er iets bestaat, kunnen wij hem gebruiken!). Ik ben met Querido overigens in onderhandeling over een Duitsche vertaling door Thelen van ‘Politiker ohne Partei’, Herbst 1934. Hij voelt er veel voor.

Klaus Mann was erg aardig. Werkelijk een heldere, mij dunkt betrouwbare man. Hij heeft je artikel in handen en was er zeer blij mee. Ik schrijf waarschijnlijk voor datzelfde nummer ook iets voor hem.

Voorloopig moet je nog (voor de zaak van het N.I.C.) maar niet speciaal naar Holland komen. Misschien kun je, met de gegevens van Het Vaderland, bij Malraux of Gide inderdaad iets doen. Malraux in Marianne over het conformisme in verband met de emigranten in Holland, of zooiets? De emigrantenlitteratuur wordt hier trouwens in de groote bladen even systematisch doodgezwegen als het geval- Liepmann. (behalve dan Het Vad., waar Thelen nu ‘Sonderkorrespondent’ voor de ‘Duitsche litt. in den vreemde’ is geworden). Bang als de dood voor Mussert en voor de officieele Duitsche regeering, die trouwens hoogst waarschijnlijk ook achter de arrestatie van Liepmann zit. - Van Schendel is natuurlijk prachtig voor het N.I.C.!

Helman schrijft deze week in De Groene over Angèle en Dumay (die elkaar permanent omarmen in de pers). Angèle is slecht, maar Dumay is nog slechter, op het peil van Alie Smeding, volgens hem. Overigens verklaart hij het geheel eens te zijn met mijn démasqué der schoonheid.

Tot mijn spijt heb ik nog geen tijd kunnen vinden voor je vertalingsprobleemen. Ik geef dus met de noodige oppervlakkigheid wat ik voor de vuist en met Gallas als adviseur ervan denk.

chemineaux - ‘spoorwegpersoneel’ heet zooiets precies. ‘Spoorwegmannen’ klinkt meer vakbonderig.
pièces détachées - wat voor ‘pièces’? ‘Losse stukken’ is goed, in bepaalde gevallen.
appontement - volgens Gallas heelemaal geen brug, alleen maar steiger.
intoxiqués - ‘vergiftigden’ klinkt slecht. ‘Geïntoxikeerden’ is geen Ned. M.i. omschrijven.
de kranten hadden het over de regeering van Kanton etc., dus dat woord is volkomen verantwoord, als je het gebruikt in het zinsverband, dat je aangeeft.
auto is ned. vrouwelijk. ‘Camion’ is een vrachtauto (vrachtwagen is een door paarden getrokken vervoermiddel)

Rest overleg ik nog met Hein.

Binnenkort nader nieuws. Kan Bep niet eens wat sturen voor Forum? Wij hebben dringend iets noodig, voor het gevarieerde aspect!

hart. gr., ook van Ant voor jullie beiden

je

Menno

Ant vindt je ‘Stendhal-energie’ enorm (om met Rudie te spreken)

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie