E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Parijs, [5 maart 1936]

Parijs, Donderdag.

Beste Menno,

Dank voor je brief. Ik hoor via Fredje Batten dat je Maurits zoo goed vindt: Uit de Suiker in de Tabak. Van Deyssel vond dat indertijd ook zoo aardig, en het tweede ook (Hoe hij Raad van Indië werd); maar daarna werd de arme Daum ongenadig uitgekafferd, omdat de rest naar niks leek en hij zich vooral niks moest gaan verbeelden. Ik heb dit booze stuk van V.D. gelezen, een abominabel literatorsstuk in een potsierlijk nederlandsch opgesteld; alle tics vertegenwoordigd. De waarheid is dat Daum altijd op peil gebleven is; hij schreef die dingen nu eenmaal als feuilleton voor zijn eigen krant, en soms au jour le jour, zoodat ze allemaal op een wat drakerige manier ‘boeiend’ moesten zijn, maar overal heeft hij er dingen door gewerkt die qua (ietwat vulgaire) menschenkennis en doorhebberij zeker niet minder zijn dan Elsschot. - Ik zond aan de W.B. - voor een herdruk - mijn ex. van Goena-Goena, maar bezit hier nog Aboe Bakar, zijn laatste en ‘bitterste’ boek. Het begin, en de opzet, erg feuilleton-achtig, het einde voortreffelijk. Ik zend je dit vandaag voor je bibliotheek; en verder een allergekste roman over de opium in Indië, van een zekeren majoor Perelaer; het boek heeft indertijd een geweldig succes in Indië gehad, en de brave Perelaer, die 10 × zoo drakerig is als Daum en met geen grein humor, dacht dat hij de Max Havelaar van de opium gemaakt had.

Dank voor de aangekondigde boeken, maar misschien krijg ik ze in Holland? Ik vraag mij nl. af of ik niet moet aannemen. Prettig is wschl. geen enkel werk, en dit heeft het voordeel dat ik met den goeden Hein zit en jou af en toe mag behandschudden. Ik word dus equivalent verklaard aan Overbeek, niet te verwarren met Overbeck, waarvan in je brief ook sprake was - en wiens plaats ik nooit had kunnen innemen. Va donc pour Overbeek! (in het fransch klinkt dat toch weer als Overbeck). [O jee, ik merk bij overlezing dat de man Oosterbeek heet! Tant pis.] Ik ben ‘in principe bereid’, zooals dat heet. Alleen een paar vragen nog.

1. Werk is van half 10 tot half 5, bureauwerk, zeg je. Daar heb ik geen bezwaar tegen; zulk werk is het toch bijna altijd.

2. Dan komen echter de 3 weken nacht redactie, die ‘slimmer’ zijn. Maar die komen dan toch inplaats van het andere werk, en niet daarbovenop?

3. Dan is er nog het naar lezingen gaan, enz. Dat lijkt me het rotste van alles, en hierom alleen zou ik, geloof ik, een correctorsbaan geprefereerd hebben. Ik bedoel dit: àls ik nu toch, voor een gering salaris bovendien, den morgen en middag op bureau gezeten heb, dan zou ik het ‘moreele’ genot willen hebben van tenminste mijn avond voor mijzelf te hebben - al zou ik dan ook te beroerd zijn voor eigen werk en alleen... b.v. de Grieken kunnen lezen. Maar met elastisch-gehouden bijwerk voor den avond vervalt daar alle voordeel voor mij. Op dit punt zou ik dus nog wat voorlichting van je willen hebben. De brave De Lang lijkt mij iemand die zijn werknemers goed weet te exploiteeren, dat merk ik aan jou; maar waar jij, voor een zelfstandige positie van bovendien 500 pop in de maand, je eergevoel etc. in werking kunt laten brengen, lukt mij dat natuurlijk niet, in de sfeer waarin ik dan leef. Mijn standpunt kan alleen zijn: ik geef tijd voor geld. Hoeveel tijd voor hoe weinig geld? dat is dus de heele vraag.

Ik weet niet wat een minimum is, en wat ik vragen kan. Ik ben vader van 2 kinderen, is dat ook niet een bepaald geval, in deze wereld? Voor fl. 60 kàn ik het niet doen; voor fl. 100. nauwelijks. Ik zou bij een minimum denken aan fl. 150. of zelfs fl. 200., maar dat is natuurlijk bij ponden na niet de visie van den heer De L̄ang. Ik laat het dus aan jou over om het te bepalen.

Antwoord me dus nog even op de 3 punten die ik je vroeg, en praat er misschien (onder alle voorbehoud) vast met Schilt over. Je hebt het over een ‘springplank’, maar ik vraag me af: naar waar? In de journalistiek wil ik in geen geval blijven; nog liever probeer ik het dan op een echt ‘kantoor’, b.v. op de Utrecht, waar je tenminste geen avondwerk hebt en in een sfeer leeft die heelemaal met schrijven niets uitstaande heeft.

Een andere vraag is: kan ik niet(betaald) secretaris, of wat dan ook, worden bij het blad van Romein? Of zie je nog wat anders? (Boekhandelaar bij Boucher of zoo?)

Ik laat het nu hierbij en schrijf je beter, en wschl. ‘definitiever’, zoodra ik antwoord heb. Het beste lijkt me nog dat je er even met Schilt over praat. Als het werk in April begint, ga ik alleen naar Holland, want Bep kan hier niet zóó opbreken, eig. hebben we tot 1 Augustus gehuurd, en we zouden in Holland dan toch ook weer een ‘huis’ moeten vinden. Enfin... Daartegenover staat dat ik, als ik eindelijk een ‘baan’ heb, misschien wat ‘moreele rust’ vind.

Veel hartelijks, ook voor Ant,

een hand van je

E.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie