E. du Perron
aan
Menno ter Braak

[8 maart 1936]

Zondagnacht.

Beste Menno,

Het is misschien kinderachtig van me, maar sinds gisteren heb ik weer het onbehagelijke gevoel van me eig. als een ellendeling tegenover jou te gedragen. Dat is nu de 3e maal! De 1e was toen ik je als Wijdenes prijs gaf aan de moraal van de Kuitenbrouwers. Maar dat was zóó erg niet, omdat we nu eenmaal ‘in oorlog’ met het rapalje leefden - of zij dit althans zoo konden beschouwen. De 2e keer was met Gerda. Wat die politische heer in mijn boek bestudeert, is mij een raadsel, maar zeker is dat zij al dadelijk aan hem gedacht heeft, vandaar dat 2e exemplaar! (Ik hoop dat die politiekerd er precies uit leert hoe wij over hem en zijns gelijken ‘reden’; dan is er dat nog mee gewonnen.) De 3e keer is dan van gisteren. Ik vind dat je in deze dingen voortdurend even aardig bent, - en tenslotte, misschien overdrijf ik ook de onaangename rol voor jou en is de mijne onaangenamer. Voor ieder behoorlijk mensch ben ik de Judas en de plebejer. Als er overal in dat stuk van De Standaard mijn naam inpl. van de jouwe had gestaan en andersom, zou ik mij zeker niet erg gekwetst achten. Maar al houd ik mijzelf dit voor: de schijn van verraad die je in zoo'n geval krijgt, gaat je waarachtig half overtuigen! Je houdt je voor dat het onnoodig was om het ploertendom aan projectielen te helpen. -

Ik maak deze laatste dagen weer een crisis door. Voor een deel in verband met dat plaatsje aan Het Vad. Bep houdt me nu dagelijks voor dat het onzin is, dat we voor een dergelijk salaris niet eens de verhuiskosten mogen riskeeren; tenzij het zou zijn om erin te volharden. [In het genre ‘opslag, toekomst, krantenvak’ etc.] Aan den anderen kant wacht ik nog altijd op bericht van De Grave, die vòl hoop was mij iets te bezorgen, van 150 à 250 pop minimum, en dien ik ken als een werkelijk degelijk iemand (misschien geeft hij zich nog de grootste moeite). Derde ding: die fransche vertaling van Ducroo, waar nu aan gewerkt wordt en die ik erg graag klaar wou hebben, voor ik uit Europa verdwijn, omdat het werkelijk nog een heel aardige kans is - en, als die fransche vertaling 100% goed wordt, - door Malraux, Pia en mij samen bijgespijkerd - daarvan evnt. ook een engelsche, of portugeesche of god-weet-wat-voor vertaling gemaakt kan worden. Malraux denkt dat het boek een behoorlijke kans heeft; en hij is niet erg optimistisch in die dingen. Guilloux verkoopt nu nog, dagelijks, 40 exx. Sang Noir. Zóó'n succes kan Ducroo natuurlijk niet hebben, maar met ¼ ,een ‘afglans’ van dit succes, ben ik tevreden, - en misschien zelfs een heel eind ‘geholpen’. Bep en ik hebben vandaag vergaderd en zijn tot de volgende besluiten gekomen:

1. Wat er ook gebeurt, eind van deze maand zeg ik hier op. Het wordt ons hier te duur, dat staat vast. Met 1 Juli gaan we dus Parijs uit.

2. We gaan dan: òf naar Holland, òf naar Indië (dit laatste desnoods op de bonnefooi, eenmaal daar red ik me wel), òf voor 3 maanden ‘en meublé’ eerst naar Lyon. Dit laatste zou zijn om Ducroo in het fransch te krijgen, als Pia alleen daar geen kans toe ziet, of aangespoord moet worden.

Het 3e geval zou zijn dat ik nu toch nog bij Het Vad. kom. Ik wacht op bericht van je, aangaande avondwerk en salaris. Het groote voordeel voor mij, hierin, is om met jou en Hein samen te werken. Maar het argument van Bep betreffende die verhuizing telt ook; als we in Holland wonen gaan we natuurlijk niet ‘en meublé’, en wordt het weer een complete inrichting.

Vertel de plannen die ik je schreef nog aan niemand, want het kan immers best zijn dat alles nog wordt gewijzigd. [Ik kan een telegram krijgen uit Indië, en Aix is ook nog een mogelijkheid (in dat geval om een boek te schrijven). En Portugal...] Ik denk er ook over om bv. van April tot Juli alleen in Den Haag te werken (als ik dat baantje aanneem) en Bep zou dan nog de laatste termijn van onze huur hier op dit appartement kunnen blijven. Maar zij wil daar niet van hooren, zegt dat zulke plannen eig. onzin zijn, enz. Wat ook wel waar zal zijn. - De draai over de heele lijn is: dat ik niet alleen ben, maar ‘man en vader’. Dat verandert, zoolang de honger nog niet daar is, (want dan moet het echt!) eig. alles, zoowel wat gemak van bewegen (in dit geval vnl. verhuizen) betreft, als werkloon. (Mijn eventueele 100 pop in Den Haag doen ons de ± 60 pop verliezen die Bep nu bij dezelfde krant verdient!)

Bekijk jij dit alles eens, praat met Schilt als je dat nog niet deed, [Misschien doet de naam alleen van ‘die Parijzenaar’ je Directeur luide neen vloeken!] en geef me eens goed raad. Ik ben soms murw van het besef zoo weinig te kunnen verdienen, zoo overgeleverd te zijn aan een ‘bof’ die steeds minder waarschijnlijk wordt in het prettige tijdsbestel waarin we leven. Wij zijn en blijven tenslotte burgers, door een burger-samenleving gevormd, met burger-idealen van gerief en geluk, enz., zelfs als we ons tot een minimum bepalen. En dit is een eeuw van nationaal-en-internationaal-socialisten. (Ik moet je overigens zeggen dat zoo'n stankje uit De Standaard mij een halve dag met verteedering doet denken aan de mogelijkheid om tòch maar communist te worden!)

Tenslotte nog iets dat mij - al zal je dit gek vinden - in mijn bewegingen belemmert: ik zou eindelijk mijn bibliotheek behoorlijk (uniform) gebonden willen hebben. Je weet dat ik na den dood van mijn moeder zoowat de helft verkocht heb; met de rest - voor een groot deel zóó bij den binder teruggehaald - ben ik blijven voortscharrelen; en de boel zag er zoo uit dat het kijken ernaar mij een kwelling was (in Bellevue nog). Sinds wij hier zitten - bould. Murat - heb ik een spotgoedkoope binder gevonden, een uitgeweken Rus, vroeger advocaat, die niet alleen zeer geschikt is en woord houdt (iets ongehoords voor een binder), maar bovendien zéér behoorlijk werkt. Die man is nu zoetjes aan zoover gekomen dat hij ¾ van mijn boeken in een behoorlijk gewaad heeft gestoken. In 2, 3 maanden kan hij alles klaar hebben; als wij dus in Juli weggaan zou ik eindelijk (al hèb ik dan water in mijn wijn gedaan) een complete gebonden boekerij hebben - de rest ‘komt er dan bij’, wat iets heel anders is. En als wij nù hier opbreken is dit weer eens mis; ik zie me al in Den Haag met binders die niets begrijpen en zeker 2½ × zoo duur zijn (als ze voor goedkoop doorgaan: ik heb eens een proef genomen met een binder van Fredje Batten). - Nu kan Bep wel voor die laatste boeken zorgen, àls zij hier blijft, maar toch niet zoo goed als ik, en dan... zij wil niet alleen achterblijven!

Enfin, je ziet, er zijn overwegingen van zeer diverse pluimage. En voortdurend voel ik me geconfronteerd met het idee: ‘Ja ja, je kùnt je al die grapjes nog veroorlooven. Als je 5 jaar vooruit kon zien, dan zou je misschien je heele bibliotheek nu meteen naar den lommerd brengen’. Over 5, 6, 8 jaar zijn we - als we niet gegast of geknuppeld zijn - misschien zoo beroerd er aan toe dat zelfs de ruimte om boeken te bezitten ontbreekt. (Ik spreek van Bep en van mij, niet van jou.) Indië is daarvoor dan ook weer stukken beter dan deze landen met winter behebt. Als je gedoemd bent om niets te verdienen, voor 4 menschen, en het werkelijk arm te hebben, dan is Indië haast even ‘heilig’ als Tahiti, ce qui est beaucoup dire. Ik denk ook daaraan - dus heusch, ik ben een arme tobber die niet eens ‘genieten kan van wat hij nog heeft’, zooals de wijze practici dat voorschrijven.

Ik heb hoopen papier volgeschreven, voor een deel omdat ik slaap wilde krijgen. Morgen hoop ik antwoord van je te hebben, anders toch zeker overmorgen. Woensdag en Donderdag gaan we wschl. naar die Indochina-vrienden in de buurt van Lisieux. Daarna ga ik wschl. naar Lyon.

Tot slot nog een vraag: hoeveel deelen Meredith zijn er? Kan je, als ik hier blijf, vóór 1 Mei mij die rommel laten zenden? Spreek maar met Henri Mayer af dat hij de boel bij je laat halen, verpakt en opzendt, dat doet hij toch zeker wel? Maar ik vraag me af of ik je die boeken niet beter kan laten houden; als Bep niet telkens zei dat ze toch weer eens een goede Meredith zou willen lezen, zou ik er minder aan denken. Tusschen haakjes, ze zou nu erg graag lezen: One of our Conquerors. Kan je haar dàt omgaand zenden?

Deze brief is misschien erg egoïstisch, als je het goed bekijkt - of zelfs niet eens goed. En toch is het niet alleen dat. Ik zal je trouwens beter schrijven, zoodra ik antwoord van je heb, en over andere zaken. Ik had behoefte je alles nu precies uit te leggen, aangezien je je af zult vragen waarom ik niet bij mijn Grieksche lectuur ben gebleven - of een boek schrijf of zoo. Eenvoudig omdat mijn heele ‘economische basis’ vermolmd is, en daarmee een flink stuk van mijn zelfvertrouwen. Ik ben nu zoowat bereid om aan te nemen dat je, om voor Holland te schrijven, Szekely-Lulofs of Den Doolaard moet zijn; uit! - òf veel geld hebben. Ik ben sinds 3 jaar gaan voelen wat ik verloren heb met het geld van mijn moeder; wat al het gedaas (leek mij vroeger) over een ‘onafhankelijke positie’ beteekent; ik ben soms zuur omdat ik Caffi en Chiaro niet beter kan helpen, om van Simone nog te zwijgen (daar is het een principe moeten worden om vooral niet te veel te helpen, met het oog op de weeïgste misverstanden!) - Dat ik in deze omstandigheden geen ‘lust’ heb om te schrijven, is niet verwonderlijk. Een boek dat anders goed zou worden, zou in de toestand waarin mijn binnenste nu verkeert alleen maar ‘ziek’ kunnen zijn, ik bedoel: op de een of andere manier ‘bedorven’. Als ik Dostojevsky was, enz... maar deze tenslotte romantische voorbeelden (Multatuli is er ook een) troosten mij op het oogenblik heel slecht.

Ditmaal eindig ik echt. Je hoeft niet uitvoerig op dit gezeur in te gaan; als je het leest en het iets voor je kan verhelderen is aan de bedoeling beantwoord. Veel hartelijks, ook van Bep en voor Ant, een hand van je

E.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie