E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Tjitjoeroeg, 28 mei 1937

Tjitjoeroeg, 28 Mei 1937.

Beste Menno,

Gisteren kwam ik van Bali hier terug; Bep is te Bandoeng gebleven voor die eindexamen-commissie waar ze nu in zit en wel voor 3 weken. Ik schreef Jan gisteravond en vanmorgen kreeg ik de Wieken van den Molen van hem en mijn ms. van Waarom Indië; als je hem dezen brief doorstuurt, dan leest hij hier mijn dank.

De verdere brief zal ik wijden aan platen die ik jullie zenden zal (vmdl. gaan ze morgen van hier). Ik stuur het pak naar jou met het oog op de douane, die in Holland wschl. minder straf zal zijn dan in België. En sinds de heer Mussertwint zoo stevig op zijn pokkel heeft gekregen, is ons bestaan voor een tijdje weer wat prettiger, wil ik hopen, al was 't dan maar puur ‘moreel’. Hier in Indië gaat 't nu opeens ook heel slecht met de Ennesbé; de heeren liggen met elkaar overhoop, vertellen elkaar dat het in Holland een smeerboel in de beweging schijnt te zijn, enz. enz. Met 4 stoelen in de Kamer zijn ze tot een belachelijk partijtje teruggebracht, tot de muis die door het gebrul van hun berg van ‘jonge moed’ nu eindelijk is gebaard.

Ik kreeg vanmorgen 2 bespr. van je; over Coenen en over Beb Vuyk; het eerste goed, het tweede nog beter, vooral om wat je van Anthonie zegt. Hij wordt met den dag kulliger.

Je brochure over Multatuli herlas ik. Er staan goede stukken zijn - vooral de vgl. met Nietzsche - maar toch bevredigt het geheel me niet. Misschien is het een essay om later tusschen andere in een bundel te zetten als Het Tweede Gezicht, en dan kan je 't wat samentrekken. - Ik wil je later mijn complete blocnotes sturen, d.w.z. het gedrukte boekje v. Boucher, de tekst die Boucher je wschl. teruggegeven heeft, wat ik hier heb en wat er nog in G.N. komt; zou je dan een keuze willen doen (met Jan samen misschien) en probeeren er één boek van te maken, als er een uitgever voor te vinden is. Misschien wil de bandoengsche Nix wel.

Nu de platen (ik schrijf dit expres op een nieuw velletje, dan kan je dat opzij houden tot het pak komt).

1o. Een groote gekleurde plaat in traditioneele balineesche kleuren en met een traditioneel hindoeïstisch onderwerp. Deze had ik jou toegedacht. De heer rechts met de vele koppen is de booze Çiwa, die zijn dreigendste vorm aanneemt. De heer boven links is Indra die de juffrouw beschermt, die door Çiwa verbrand wordt en die zijn eigen dochter is, opstandig tegen het vaderlijk gezag. De man beneden is Twalen (of Semar) een van de clowns, typisch javaansche of balineesche toevoeging aan de hindoeïstische legendes. Rechts een naga (draak of slang). Ik zal zien of ik wat meer van deze historie te weten kan komen. Naam van den maker: Dewa Njoman Leper (de 2 eerste woorden zijn bijna altijd een titel, het 3e is de eig. naam) van de desa Padangtegal.

2o. Een zwarte teekening, voorst. een vrouw die haar kind (?) - of een kind - offert aan de grootste toovenares die uit de javaansche legende naar Bali is ingevoerd: Tjalon-Arang; op Bali genoemd Rangda (= haar ‘titel’ = weduwe). Zij heeft een lange tong die in vlammen eindigt. Teekenaar: Tjokorda Gede Tandjoeng (desa Pajangan). Wij hadden gedacht: dit voor Jan Gr. of Jan v. Nijlen, maar maken jullie dat maar onder elkaar uit, misschien wil jij deze juist graag hebben. Hij valt steeds meer mee voor ons gevoel, juist deze teekening; ik geloof dat ik hem zou nemen (uit alles wat ik nu zend).

3o. Een doek, voorstellende een scène uit de Brata-Joeda, de eindstrijd tusschen Pandawa's (rechts) en Kaurawa's (links). Teekenaar (schilder!) onbekend, maar het is uit de oude desa Badoeloe. Absoluut traditioneel van gegeven en uitwerking. De figuren zijn (rechts): Ardjoena (die de pijl afschiet); Joedisjtira zijn wijze broer, rechts v. hem, de blauwe wagenmenner is Krisjna, beneden de tweelingen Nakoela en Sadewa; dan de clowns Twalen (met het phallische wapen) en zijn zoon Wreda (in 't jav. Semar en Petroek). Daartegenover, links de clowns van de tegenpartij: Dèlam en Sangoet. Deze clowns zijn tegelijk de grootste magiërs in den strijd. De Kaurawa's zijn v.l.n.r. Aswattama (de donkere) zijn vader Drona (leermeester van de Pandawa's), vmdl. Baladewa, maar zeker is dit niet, bovenaan. De man wiens hoofd wordt afgeschoten is Djajadrata; de man die met schrik naar hem kijkt is de grootste held van dezen kant, Karna, halfbroer van Ardjoena en zijn doodsvijand. De zwarte man daarvóór (rechts) wschl. Doerjodana, koning van de Kaurawa's. De 2 onderaan links, waarvan 1 in 't zand ligt, weet ik niet. - We hadden gedacht: deze doek voor Jan Gr., als hij liever geen gewone plaat neemt (hij vroeg om doeken).

4o. Een plaat, zwart en wit, met goud, voorstellende een wonderlijk freudiaansch boschmonster: spook of koning over de dieren; deze is speciaal bestemd voor Vestdijk, omdat het in onze oogen een oer-meneer Visser is.

5o. Een Chagal-achtige gekleurde teekening voor Willink;

6o. Een lijnteekening uit een typisch balineesch verhaal over Tjoepak -' rabelaisiaansche' figuur. De broer van Tjoepak, Grantaing, staat niet op de plaat; de 2 andere figuren zijn bedienden. Deze is ook voor Willink; maar als hij een van de 2 niet erg aardig vindt, kan er ook een naar Cola Debrot, gesteld dat die er niet de neus voor ophaalt. Deze platen zijn natuurlijk wat ‘eenvoudiger’.

7o. Twee lijnteekeningen voor Bob de Roos, broer van Bep. Deze zijn weer uit de traditioneele legenden van goden en helden; wat ze precies voorstellen heb ik niet kunnen vernemen. Breng ze op een avond naar Bob; je ziet zijn naam in de hand v. Bep achter op de platen staan, als je ze anders niet herkennen zou! Ik vind deze lijnteekeningen niet te versmaden; ze zijn vnl. goedkoop omdat ze op gewoon papier zijn. Als ze behoorlijk worden opgeplakt (versterkt) en ingelijst, zijn ze eig. heel aardig.

Jij, Jan Gr. en Jan van Nijlen kunnen dus kiezen; d.w.z. kiezen jij en Jan Gr. maar, want Jan v.N. zal wel niet veel kunnen wikken en wegen. Bep en ik vonden deze 3 de 3 mooiste - hoewel de 4o (voor Vestdijk) ook lang niet mis is! - daarom kwamen ze vanzelf op jullie namen. Tenslotte:

8o. is er nog een groote zwart-wit plaat, eig. bestemd voor Bep's tante Da (Simons, Ruysdaelstraat 88, Amsterdam), vanwege de decoratieve bloemen. Het stelt overigens voor dezelfde Rangda (Tjalon Arang) van plaat 2o, in gevecht met een toovenaar, machtiger dan zij, die haar doodt, en die op Bali Maling Magoena genoemd wordt (vmdl. is het eig. de heilige Bharada). De 2 achter hem zijn zijn volgelingen. Rangda vecht met een witte tooverdoek, de ander heeft een kris. Deze plaat is van dezelfde Tjokorda Gede Tandjoeng van plaat 2o, maar ik vind 2o mooier. De tante mag die ander niet hebben, volgens Bep, omdat ze die te griezelig zou kunnen vinden. Daarom deze voor haar. Wil je haar die plaat opsturen, of aan iemand meegeven die nr Amsterdam gaat?

Ik eindig - na het andere velletje gevuld te hebben - hier weer. Schrijf nu gauw. Vanaf half Juni wordt de luchtpost goedkooper. Bep en ik snakken eig. naar jullie allen, hier zijn we zoetjesaan moe van het omslachtige ontmoeten van 3e rangs-menschen!

Hartelijke groeten, en vertel ons precies ‘wie’ tenslotte ‘wat’ gekregen heeft. Steeds je

E.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie