Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 22 juli 1937

Den Haag, 22 Juli '37

Beste Eddy

Ik heb je brieven (die aan Greshoff en mij, en ook de commentaren van Bep) gelezen en geloof, dat ik er het best aan doe, niet op de details terug te komen. Vooral je uiteenzetting aan Jan is heel duidelijk, maar juist daarom treft het me des te meer, dat ik niet kan navoelen, wat je in dezen beweegt. Misschien zou een half uur praten genoeg zijn om die zaak van dat persbewijs volkomen op te helderen, maar omdat wij over dat half uur precies niet kunnen beschikken, zie ik er van af. Ook over de quaestie Saks nog maar een enkel woord. Je schijnt in mijn houding een soort ‘nobele’ samenzwering van Jan Gr. en mij te hebben gezien, maar dat is onjuist. Wat mij in dezen tot zoo'n scherp protest bewoog, was alleen het m.i. absurde van je beschuldiging aan Jan's adres: het verraad, al dan niet tusschen aanhalingsteekens. Ik heb hier van nabij gevolgd, hoe hij zich voor de handhaving van het peil in Groot Ned. heeft ingespannen, zonder eenige andere vergoeding dan het pleizier van het werk, en hoe hij, tegen v.H. & W., boekhandel, abonné's etc. in, je Blocnotes door dik en dun heeft verdedigd; wanneer je hem dan om een simpel meeningsverschil over het peil van een paar artikelen over Multatuli op die manier attaqueert, voel ik me, zonder eenige ‘nobelheid’, gedrongen te zeggen wat ik er van denk. Ik kan het niet anders zien, dan zoo: je verwijten waren absurd. Denk er anders over, als je wilt, maar beschuldig mij niet van ‘nobelheid’ (een leelijk woord in jouw mond, waarvan ik meende, dat je het voor de Costers en Donkers reserveerde), als ik je die absurditeit volgens mijn beste weten tracht te bewijzen.

Ik zou overigens dit ‘incident’ graag sluiten, omdat het m.i. alleen door praten tot zijn juiste proportie zou kunnen worden gereduceerd. Het lijkt me een ‘voorgronds’-incident, waarvan de achtergrond is het toenemend verschil tusschen jouw en mijn nonconformisme; het indische en het achterhoeksche, als je wilt. Dat verschil brengt mee een verschil in ‘eerecode’ van de vriendschap, dat is duidelijk; het verschil heeft, sedert wij elkaar voor het eerst ontmoetten, altijd bestaan, maar het was een stimuleerend element bij de uitwisseling. Het zou, geloof ik, het tegendeel kunnen worden, wanneer het verdoezeld werd, op dit oogenblik, nu mondelinge opfrissching onmogelijk is geworden. Correspondentie is stabiliseerend, en achter de gevels van de brieven veranderen de partners, zonder dat het dadelijk door de teekens wordt geregistreerd. Blijkbaar is een verschil van meening over een snertaangelegenheid als dat persbewijs of over een tijdschriftartikel al voldoende om dat te documenteeren.

Laten we daarom deze briefwisseling zooveel mogelijk aan het toeval overlaten. Ik ben nog altijd overtuigd van het feit, dat wij te veel gezond verstand hebben om een vriendschap te laten verstikken in een meeningsverschil, ook al (juist al) berust het op een verschil in ‘houding’ in het algemeen.

Schrijf mij vooral je (jullie) indruk van de Christenen. Overbodig te zeggen, dat de critiek (afgezien van een vernuftig stuk in de N.R.C. van Vestdijk) geheel volgens het oude recept is, maar zoo mogelijk nog stupider. Het fatsoenlijkste artikel was nog van... Van Duinkerken in De Tijd, die het boek overigens voordraagt voor den index.

De Balineesche teekeningen zijn aangekomen. Hartelijk dank! Ik zal de distributie verzorgen, maar heb b.v. het adres van Carel Willink nog niet. Hij schijnt buitenslands te zijn.

Wij gaan Zaterdag voor drie weken op reis. Tot en met 14 Aug. zitten wij: bei Fam. Wyrsch - Dürren, Buochs am Vierwaltstättersee, Zwitserland. Daarna weer Kraaienlaan 36.

Tot nader, en hartelijke groeten voor Bep en van Ant.

je

Menno

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie