E. du Perron
aan
J. Greshoff

Gistoux, 24 november 1929.

Gistoux, Zondag.

Beste Jan,

Wil in de eerste plaats Annie v. S.739 danken voor de vriendelijke regeltjes en alle anderen voor de ‘bekrachtiging’ van dezelve ‘middels’ handteekening; en voor de Pontet-Vexiau mij toegezonden; en daarna zelf mijn dank in ontvangst nemen voor de al te vriendelijke woorden die je mij weer - in je interview740 - hebt gewijd. Ik las daar-net den heelen nieuwen D.G.W. (een aardig nummer, ondanks de verfoeilijke reclame waarmee de heer Str. - deze naam moest altijd zóó afgebroken worden - voortgaat het blad te bederven). De 3 spijkers741 vnl. verslonden. Bravo! bravo! Het stuk tegen Uyldert zal menigeen oprecht genoegen doen; bereid je voor op nieuwe bewijzen van instemming. Het stuk over ‘de taak van den kritikus’ zou haast als inleiding boven mijn ‘cahiers’ kunnen staan, àls die in D.G.W. verschijnen. (Ik heb er Kramers zelf over geschreven, en hem gezegd dat jij er in principe voor voelde, maar op reis moest, enz. - dat ik, als hij er ook voor voelde, liefst met Januari er mee wou beginnen, bijwijze van ‘rubriek’; - van Kelk steeds geen antwoord.) - Verder heb ik, in het interview, met genoegen opgemerkt dat je niet meer naast je ‘Polydoor’ bent gaan zitten, maar hem ditmaal alleen maar hebt opgewonden. Que veux-tu? de besten onder ons - en onder de ‘Polydoors’,742 hebben dat soms van noode; en zoolang de veer voor opwinden vatbaar is, is alles nog dik in orde. Denk maar eens aan de klachten van Stendhal.

Heb je niet vergeten om den heer v.S. om ZEd.'s jeugdportret te vragen voor mijn Tamalone? Als hij er geen te groote bezwaren tegen heeft, laat het dan clicheeren (9×12) - je schiet me dat dan wel voor - en breng het voorzichtig mee terug.

Schrijf me wanneer en waarlangs jullie terugkomen. Ik ben begin December in Parijs. Zou je niet over Parijs terug kunnen en er een paar dagen met mij samen zijn; je zou dan ook Malraux wat beter kunnen leeren kennen (want ik slaap op zijn divan!)

Voilà. Ik ga werken aan een artikel over Gide,743 dat ook in de serie komt, voor D.G.W., als dat doorgaat. Ik kreeg vanmorgen een verrassing: een brief (aan Strengholt geadresseerd) van een ouden kennis van mij, zekeren Evert ten Broeke, indertijd zeeofficier, en die mij schrijft omdat hij telkens weer, zegt hij, mijn ‘bekende naam’ (d.w.z. voor hèm ‘bekend’) in Erts en D.G.W. etc. ziet staan: of zàg? Het aardige is dat hij met een initiaal teekent, omdat - als ik hem vergeten mocht zijn - het zijn bedoeling niet is mij de moeite te bezorgen hem te antwoorden. Ik zag hem, nu tien jaar geleden, maar een enkele maal, in Soerabaja, maar herinner mij hem nog heel goed; het was een frappant mooie jongen, een erge lady-killer of zelfs woman-eater, enz. enz. - later hoorde ik dan ook dat hij getrouwd is met een leelijk-maar-lief vrouwtje. - Ook aan dièn mijnheer moet ik nu schrijven.

Groet voor mij het gezicht van Cellini in den helm van Perseus (Loggia dei Lanzi) en zeg aan Atie dat ze niet vergeet de kennismaking met de zabaglione te hernieuwen. Overigens groeten aan alle huisgenooten. Is de jonge De Moor744 daar ook nog? (gezegd Pim). En de ranke en lieftallige, maar voor mij helaas half verstaanbare, Gwendolen?745 Ik hoop ze allen in December - of begin Januari - terug te zien. Nu, geniet volop! de hand van je

Ed.

739Annie, de vrouw van Arthur van Schendel. In hun huis in Florence logeerde Greshoff toen.
740In DGW van 20 november was een interview met Greshoff van de Vlaamse journalist Joh. de Maeght afgedrukt. Hij zei hierin DP met Slauerhoff en Albert Helman tot de ‘kurieuze persoonlijkheden’ onder de jonge Nederlandse schrijvers te rekenen, waarbij hij ten aanzien van DP opmerkte dat men hem in Nederland niet eens kende, ondanks zijn ‘origineel en verbluffend debuut’.
741In zijn rubriek ‘Spijkers met koppen’ attaqueerde Greshoff allereerst een anonymus en Maurits Dekker die de kunstcriticus de ondergeschikte taak van een min of meer objectieve gids toedachten, waartegenover hij de kritiek ‘kunst en niet anders’ noemde en ‘het kennelijk weergeven van een ontroering, gewekt door het lezen van een boek, het aanhooren van een symphonie, het beschouwen van een schilderij.’ In een tweede entrefilet dreef hij de spot met de Haagse schrijver en kunstcriticus Henri Borel die hem in Het vaderland had gekapitteld naar aanleiding van een andere ‘Spijker’, waarin hij ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van Koos Speenhoff diens bescheiden Nederlandse loopbaan had vergeleken met de roemrijke en internationale carrière van zijn jeugdvriend Kees van Dongen. Greshoffs derde terloopse aanval betrof de literaire criticus van het AH Maurits Uyldert, die een artikel had geschreven over de poëzie van Slauerhoff waaruit zou blijken ‘dat Uyldert een echt domme schoolmeester is.’
742In het interview wordt ook een intermezzo gememoreerd waarin Greshoff voor zijn gast platen draaide op zijn grammofoon merk Polydor. Hij recenseerde toen nieuw verschenen platen voor De Hollandsche revue in een rubriek met de titel ‘De muziekschijf.’
743‘André Gide en de Hollandsche kritiek’, dat in DGW van febr. 1930 zal worden opgenomen en in Cahier 5 (Vw 2, p. 180-191).
744Vriend van de kinderen Van Schendel, zoon van de schilder P.C. de Moor.
745Gwendolen Lloyd, gymnasium vriendin in Florence van Kennie van Schendel.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie