E. du Perron
aan
W.A. Kramers

Amsterdam, 2 februari 1930

Amsterdam, Zondag.

Beste Wynand,

Dank voor het groote pak heerlijkheden, waarvan ik 1 of 2 deelen spoedig denk te verorberen. Ik zal later zoo onbescheiden zijn je te vragen wat ik gaarne hebben zou, natuurlijk als je zelf (of een van je andere goede vrienden) er niet in het minst op gesteld bent. Wel had ik graag de ‘pre’ boven den boekenjood, al is het dan een vriend van je kinderjaren. Maar ik zal zéér bescheiden zijn!

Heb je het ‘stomme vee’ al veranderd. Zet maar zooiets als: ‘de karakterlooze - of kleurlooze - goêgemeente’, of gerust iets anders, als je iets aardigers bedenkt bij het overlezen van den zin. Je veranderingen in de Kulleriade vind ik n.l. zeer gelukkig.

Van Donker ontving ik een brief van hartelijk onbegrijpen.

Klankbord en de 2 Buningen gaan spoedig naar je terug.

Nogmaals dank en steeds je

Ed.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie