E. du Perron
aan
J. Greshoff

Amsterdam, 15 februari 1930

Amsterdam, 15.2.30.

Beste Jan,

Het is hier een pèsthol! maar soit, n'en parions pas. Het zal ons alleen heugen hier geweest te zijn. (En let wel, het doet mij niet kankeren tegen Amsterdam.)

Wat je brief betreft, die daarnet binnenkomt: ik zal met toewijding en naar beste krachten den bundel van Maurice samenstellen. Echter: daarvoor moet ik hebben, nièt alleen mijn keuze uit De Kom der Loutering en 't ex. van Eros, maar ook nog al de verzen die er van M. verschenen zijn nà die 2 bundels, in Het Fontijntje en elders, voor zoover althans als hij ze wil afstaan. Wschl. wil hij de laatste verzen aanhouden voor een geheel nieuwen (lateren) bundel. Wil je dit alles dus nog met hem bespreken?

Wat zijn brief-inleiding betreft: ik ga er geheel accoord mee. Mààr: practisch lijkt het mij geen handige zet. Tegen dat M.'s bundel verschijnt, is de eerste reeks van de Cahiers v/e Lezer wschl. ook uit, en allerlei menschen die zéér geneigd zouden zijn den bundel van M. gunstig te bespreken, gaan dan hoogstwschl. vitterig en akelig worden, als ze weten dat hij door bemoeienis, appreciatie en wat dies meer zij van mij verschenen is. Ik ben een beetje huiverig geworden in deze kwesties - althans waar het een ander betreft. De verkoopskansen van iederen ‘jongere’ zijn al zóó gering, dat men niet te voorzichtig kan zijn. Ik laat de zaak intusschen uiteraard aan jou ter beoordeeling over, meer nog dan aan Maurice. Hoe gaan Coster, Marsman, Defresne, en weet ik al welke besprekers (Binnendijk, Donker misschien), staan tegenover dit werk van Maurice, als zij weten dat ik het hen in zekeren zin aanbied?

Zie jij er geen bezwaar in, maar eerder een aangename prikkeling, dan is het mij opperbest.

Die verzen van K.v.d.W. in de N.R.F. lijkt mij een lastig geval. Ik wil natuurlijk wel probeeren. Maar ik weet niet wie indertijd zoo tegen die vertaling gesputterd heeft, die, meen ik, reeds aan Commerce werd aangeboden - Larbaud? Fargue? men vond toen: ‘que ça ne donnait plus rien du tout’. Of zijn het andere verzen? Probeeren kan men altijd. Maar veel vertrouwen heb ik niet.

Die verhalen van Donker zullen wel snert zijn. En Slau èn Jany spraken er zoo over. Maar de naam - de bekroonde! - doet veel.

Tant mieux voor de Kramers-Kuller-affaire. Ik zie reikhalzend uit naar de a.s. D.G.W.

Houd je goed, en ontvang met Aty de hartelijke groeten van mijn zieke moeder, mijn zenuwachtige vrouw, mijn opgewonden zoontje en je lamzakkige

Ed.

P.S. - Ik ontmoette gisteravond Victor van Vriesland en bracht met hem zijn dag door, d.w.z. van 9 u. 's avonds tot 6 u. 's morgens. Zeer gezellig en charmant. Hij sprak met warmte over jouw boutades.

P.P.S. - Kan je mij, misschien geholpen door Maurice, dat nr. bezorgen van Vandaag met de vele portretten van K.v.d.W. erin? - Vergeet dit niet; je zou er mij een groot plezier mee doen. Het nr. liefst niet vouwen als je 't opzendt.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie