E. du Perron
aan
J. Greshoff

Amsterdam, 23 februari 1930

Amsterdam, 23.2.30.

Bulletin du Jour.

Beste Jan,

Ik heb N.A. Donkersloot, naar aanleiding van een kleine briefkaart die hij mij schreef en waarin hij een uitvoeriger schrijven aankondigde, beleefd maar duidelijk uitgelegd hoe ik tegenover hem sta928.

Verder heb ik tot genoemden Donkersloot een open brief gericht (voor D.G.W.) waarin ik hem, gegeven zijn bevoegdheid, om inlichtingen vraag betreffende boutade-schrijvers - (jij; en ik geef je karakteristiek van Jo van Ammers-Küller als een prachtig-geformuleerde waarheid, door het publiek uit het hoofd te leeren) - en betreffende bulletin-schrijvers - (Ritter; en ik citeer het inferieure chantage-proza over Jacques en Havelaar, en zeg dat, voor mijn gevoel, iemand die zúlke dingen schrijft òf ignobel is òf onbevoegd.) - De open brief zal menigeen goed doen, hoop ik: Jany, Jacques, Slau, jou en last not least mijzelf, en Ritters en Donkers en Havelaars en andere Costers mogen er precies van denken wat zij willen, eenmaal de vriendschap opgezegd wordt zooiets voor mij als oprispingen uit een secreet. Je zult echter zien gebeuren dat Donker zich met verwondering afvraag: ‘Wat nù weer’ Wat heb ik misdaan?’ Ik heb hem dan ook gezegd dat zijn bespr. van Erts het gevoel van onbegrijpen tusschen ons, dat ik had, eigenlijk reeds van na zijn bezoek in Gistoux929, bij mij verscherpt heeft: omdat ik een zóó groote afzijdigheid alleen verklaren kan uit het feit dat mijn werk voor hem òf waardeloos is òf onsympathiek. Als hij mij nu van reclamezucht verdenkt, is hij de kruienier. Ik heb hem trouwens geen ver-wijten gemaakt, maar alleen gezegd dat hij zich, gegeven de omstandigheden, heusch niet tot het opstellen van uitvoerige berichten behoefde in te spannen.

Verder stel ik hem op de hoogte van het schrijven van mijn officieelen open brief (Als Kramers die nu maar plaatst). Die brief begint n.l. met: ‘WelEdelZeerGeleerde Heer’ (comme de juste). - Wat die misselijke kwijlerij van Ritter betreft, ik kan je niet zeggen hoè inferieur ik zooiets vind.

Overigens geen nieuws.

Hartelijke groeten, ook voor Aty, van je

Ed.

Ik voel mij vanavond fit om honderd Ritters te verdrinken in twaalf Donkerslooten! - Het is allemaal zoo laf, zoo lam en zoo geniepig, en zoo ver verwijderd van klaren wijn!

928In een niet bewaard gebleven brief
929In juli 1929.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie