E. du Perron
aan
G. Burssens

Amsterdam, 6 maart 1930

Amsterdam, Donderdag.

Beste Burssens,

Gelijk hiermee schrijf ik aan Mme. Salti om haar te bedanken voor de toegevoegde fouten. ‘Utilitarisme’ is, meen ik, wel wat het verst van mij afligt - maar met de tegenwoordige Freudiaanse teorieën kan men nooit weten in hoeverre mijn zucht om mij hier en daar vijanden te maken, niet een werking à rebours van juist deze ondeugd is!

Zend je ex. met de etsen, waar ik met groot verlangen naar uitzie, aan mijn tegenw. adres: Museum-Pension, P.C. Hooftstraat 4, (Amsterdam) - want uit de Vossiusstr. ben ik met veel herrie vertrokken.

Hoe gaat het je overigens en wat voer je uit in het sappige Vlaanderen? Uit de brief van Mme.S. maak ik op dat je een lezing gehouden hebt in Luik. Waarover? - Zou je het geen aardig idee vinden om een Leven van Paul van Ostaijen, met dokumenten en portretten, uit te geven? Let eens op, wat een vreemde gebeurtenissen reeds in zijn jeugd: dat uitsterven van de familie, enz. Je zou wel enige malen op bezoek moeten gaan bij de lui die hem anders dan literair gekend hebben: zijn vader o.a.

Kreeg je van Marsman nog een schrijven om Krities Proza I? en hoe is het nu met die stupide ruzies tusschen Boeken, Gemeenschappen en Sikkels? Het boek moet toch in Holland verkrijgbaar worden gesteld!

Wat de uitgeverij betreft van je eigen bundel: die goede Maijer wou, meen ik, 2 exx. ervan hebben! - en afgescheiden daarvan is De Spiegel voor een werk van dit karakter een veel beter adres dan de firma Nijhoff (uitgevers van boeken over land-en-volkenkunde, enz.) Dus zonder bedenken De Spiegel, die immers ook De Vrije Bladen administreert.

Het leven hier gaat rustigjes. Ik zie vrij veel mensen, meer of minder met kunst behept, waarvan slechts zeer weinige mij (meer of minder) aanstaan. Willink maakt mooie schilderijen en verdient een beter lot dan in Amsterdam te blijven. Ik doe niets behoorliks - literair gesproken - en lees voor het ogenblik weer eens een z.g. onweerstaanbaar detektive-ver haal - (ook dàt genre is anders zwààr in décadence!) Als je van detektive-verhalen houdt, lees dan eens L'Affaire Manderson van E.C. Bentley (in de gewone Nelson-uitgave; uit het Engels vertaald - zéér goed - door Mare Logé); het is VERREWEG het beste en intelligentste verhaal in dit genre, dat ik sinds jaren las. Ik noem het in de Cahiers; de Engelse titel is: Trent's Last Case. Die meneer ‘Denis Marion’, die Wallace zo opkamt, is gewoon stapelgek.944

Nu, ik laat het voor ditmaal hierbij. Tot later en steeds met hartelike groeten je

EdP.

Origineel: Letterenhuis, Antwerpen

944Vgl. Vw 2, p. 129. Denis Marion (ps. van Marcel Defosse) is een Brussels advokaat, criticus, romancier, journalist, filmcriticus van de NRF, correspondent van Le soir. Zijn opninie over Edgar Wallace is niet achterhaald.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie