E. du Perron
aan
V.E. van Vriesland

Brussel, 23 augustus 1930

Beste Vic,

In aansluiting op mijn vorigen, even dit woordje. Coenen en ik zijn elkaar aan het ‘mamours’ maken. Hij houdt wschl. het ridderverhaal, en ook mijn verzen. Ik schreef hem nu zelf over dien roman, en dat ik graag vernam: wannéér, ingeval van plaatsing. Laat ons dus eerst rustig afwachten; misschien kan ik je iederen tocht besparen. Als hij het ding niet neemt, kan hij het naar Bouws sturen of kan ik Bouws vragen het bij hem op te halen.

Je hoort er nog wel meer van, in een beter schrijven. Hoû je taai en schrijf - voor het welzijn van Nederland!

Je Ed.

Heb je al veel schoons naar Balans gestuurd?1219 Ik: De Wachtende. Of is dat er te ‘serieus’ voor?

Brussel, Zaterdagavond.

1219Balans bevatte twee bijdragen van Van Vriesland: ‘Narcissus spreekt’, een vertaling van een gedicht van Valéry, en de toneelkritiek ‘Kantteekening bij “Amphitryon 38”’. DP's gedicht stond op p. 98-100.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie