E. du Perron
aan
H. Mayer

Brussel, vermoedelijk 11 september 1930

Brussel, Donderdag.

Beste Henri,

Het is een heele tijd geleden sinds ik het laatst van je hoorde. Daarentegen kreeg ik een groet-op-briefkaart van je zoon, uit Italië; heel aardig! Wat gebeurt er met je? Hier is alles rustig. Jan zit in St. Idesbald aan zee, zooals je weet, met de bedoeling wat voor zichzelf te schrijven. Met mijn schrijverij is het lang niet wat het zou kunnen (of moeten) zijn. Maar laat ons maar niets forceeren.

Heb je Borel, Coenen, Uyldert over MEd. gelezen? Heel mooi allemaal. Ik ben er gelukkig nog een heel eind van af om een beroemd auteur in Nederland te zijn. Een berucht? Misschien; na de verschijning v/de Cahiers v/e Lezer1235, waarvan ik de drukproeven nog maar steeds niet krijg.

Slauerhoff komt misschien eerstdaags mijn schuld bij de firma Nijhoff aanzuiveren. Anders stuur ik het je begin volgende maand bijv. Er is zooiets, meen ik, als fl. 14. of fl. 15. Laat het me opgeven.

Bezit je Phaëton en de Dwaas van den heer Jan Apol? Kan je mij dat dan leenen? Koopen wil ik het niet, of het zou al èrg mooi moeten zijn. Heb je anders De Gulden Poort,1236 of kan je mij een van die boeken ter inzage sturen? - Ik moet nog altijd erg zuinig zijn; erg vervelend.

Laat eens wat van je hooren en geloof me steeds

je E.

1235Voor kleine parochie.
1236Jan Apol, De gouden poort. Radboud, Epimetheus, Het boek Jazion (1903).
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie