E. du Perron
aan
A.C. Willink

Brussel, 18 november 1930

Brussel, Dinsdag.

Beste Karel,

Ik heb het klierige stuk van Plasschaert1393 gelezen. Intusschen schijnt het niet zoo erg te zijn als je het je voorstelt. Van Uytvanck, met wien ik er gisteravond over sprak, beschouwde het als nogal veelbeteekenend, omdat Pl. zich gedwongen had gezien eindelijk zijn opinie over jullie kenbaar te maken. Hijzelf (V.U.) zeide mij vol hoop te zijn wat jouw ontwikkeling betrof; hij was alleen curieus om te zien of jij je werkelijk in de richting zou ontwikkelen die hij voor je hoopte. In ieder geval ben je onder de schilders, volgens hem, volkomen ‘erkend’ (wat niet het geval is met Koch en Postma, ofschoon Koch toch bijna geheel van denzelfden leeftijd is, en ook jij - vanuit het standpunt van de anderen beschouwd - er veel later bij gekomen bent: zij van ± 1919, jij van ± 1924). Troost je dus met den snellen weg dien je hebt afgelegd en met het feit dat er althans veel belangstelling voor je werk is, zooal niet waardeering. Het is veel beter een ‘omstreden’ figuur te zijn, ook met een autoriteit als Pl. tégen, dan een direct algemeen aanvaard jongere. (Ik zou mijn positie bijv. niet graag ruilen met die van Anthonie Donker.) Morgen of overmorgen staat er een andere Plasschaert op die je met daverend hoerageroep ontdekt. - Of, na de bescheiden halve draai die hij in dit artikel reeds gemaakt heeft - heb je kans dat Pl. zelf opeens zeer lofrijk wordt (tenzij hij zich door persoonlijke gevoelens laat weerhouden). Het eenige werkelijk beroerde is dus de ontnomen(?) verkoopkans. Maar dan: men is nooit straffeloos ‘nieuwlichter’. En er zijn, hoop ik, toch nog menschen in Holland die niet heelemààl denken en zien met het hoofd en de oogen van Plasschaert.

Je moet - volgens mij - nu bepaald zien te komen tot een eigen stijl. Het meest persoonlijke schilderij dat je tot dusver maakte: een schilderij, dat, voor zoover ik weet, ook aan niemand anders doet denken, is je zelfportret.1394 Waarom werp je je niet op een paar composities in dien trant? Een man met een vrouw; twee vrouwen; of 3, 4 figuren, met achtergronden? Als Wilma Jeuken je inspireert, componeer iets met en om haar. Benut iedere Muze die zich voor-doet: het voordeel van een schilder is dat hij met niets anders te maken heeft dan een paar modellen, die hij altijd vindt, en verder zichzelf, met penseel en andere attributen. Klamp iedereen aan die je curieus lijkt, ook onder je kennissen, en breng ze op het doek in een rol die je voor ze hebt uitgedacht of die je improviseert (je bent psycholoog genoeg). Maak ook een paar portretten - of beter: composities - van bekende menschen; geloof me, dat brengt altijd iets bij, dat op zichzelf niet onaantrekkelijk of verwerpelijk is, en je direct 50% meer kans geeft op de ‘publieke belangstelling’ (die voor 50% bestaat uit snobisme en voor 50% uit nieuwsgierigheid).

Van hier geen nieuws. Ik werk een heel klein beetje aan St. Just. - Jammer dat je niet komen kunt. Als je nu één schilderijtje verkocht... - Dank voor de Telegraaf; ik zal die overname van mijn sonnet dus erg moeten apprecieeren; ik zal mijn best doen! Mijn ‘oerreflex’ was er een van weerzin. - Ik zal je spoedig het boek van Malraux zenden, dat op het oogenblik bij Jan v.N. is. Benoît1395 heb ik niet. Zou je die niet vinden in de eerste de beste (fransche) bibliotheek? - Hou je goed. Een hand van je

E.

1393A.C.A. Plasschaert, ‘Tent. Kunstzaal De Boer te Amsterdam’, in De groene van 8 november 1930.
1394Zelfportret met hoed (1930).
1395zie de brief aan Willink van 3 november 1930.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie