E. du Perron
aan
H. Marsman

Gistoux, 1 juli 1931

Gistoux, Woensdag.

Beste Hennie,

Wat een stupide affaire, die van de Vrije Bladen! Ik vindje brief aan Bouws1879 in menig opzicht uitstekend. Hierbij zijn schrijven terug. Hij bedoelt het goed, maar zooals je zegt: tenslotte mag zijn ijver ook wel iets belangeloos' hebben, al is zooiets misschien volstrekt uit den booze in de business-sfeer waarin hij leeft. Ik schrijf hem eerstdaags hierover; ik stelde het tot dusver uit, uit een soort ergernis. Groote lust mij niet meer ‘beschikbaar’ te stellen!

Ingesloten ook een brief van Arthur M.L. Je ziet hoe ‘onjuist’ je inlichtingen zijn; leer juister te zijn, in den vervolge, van deze anarchist!

Ik ben bezig Vera zorgvuldig door te lezen en schrijf er de onhebbelijkste opmerkingen naast.1880 Je neemt mij dit wel niet kwalijk; ik schrijf precies op wat er al lezend in mij omgaat, en daar ik je op het slechte moet wijzen... Mogelijk heb je er toch meer aan, dan ikzelf nu denk. Moet ik je die blzn. opzenden of voorloopig hier houden?

Waar is dat ‘onmogelijk communiqué’ van Pom?1881 kan je het mij niet opzenden?

Inhoudsopgaaf van Vr. of Vijand etc. volgt; mèt de proeven. Met mijn moeder gaat het slap, met mij ook zoo-zoo. De warmte misschien; zal wel beteren.

Hart.gr. ook aan Rien, van je

E

1879Zie Bw TB-DP 1, p. 116, 117 en 117-121.
1880Zie Vijf versies van Vera, p. 10.
1881Marsman bedoelde de aanbeveling van de commissie voor schone letteren van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde voor de C.W. van der Hoogt-prijs 1931 (uitgereikt aan Arthur van Schendel voor Het fregatschip Johanna Maria), die op de jaarvergadering van de Mij (10 juni 1931) werd voorgelezen door ‘het lid dier commissie Mr.M. Nijhoff’. Het juryrapport staat afgedrukt in de Handelingen van de Maatschappij der Ned. letterkunde 1930-1931, p. 80-83.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie