E. du Perron
aan
F.E.A. Batten

Gistoux, 2 juli 1931

Gistoux, Donderdag.

Beste Freddy,

Als je zulke dikke brieven in je drukwerken doet, krijgen wij er op een kwaaie dag gedonder mee; dat zou je niet meevallen! Vertrouw niet àl te erg op de onverschilligheid van de postmenschen inzake ‘gedrukten’.

Dank overigens voor de Antieke Verhalen en het nr. Schakelaar. Heerlijk toch, al dat wetenswaardigs over Couperus! De eene is nog boeiender en onderhoudender dan de andere, en alleen de enkele phrasen die je uit mijn brieven lichtte1882 brachten iets of wat van een wanklank. Ik neem je dit grapje niet kwalijk, omdat ik nu eenmaal niet genoeg literator ben om er tenslotte éénige beteekenis aan te hechten, maar ik vind die paar zinnetjes wel wat erg afgeroffeld, waar het gaat om een hulde aan Couperus. Maar basta.

Nu tusschen ons. Je bent ontzettend aan het pennen geslagen: 1o. om nog eens te zeggen hoe'n plezier je had over mijn lees-vermoeienis - goed, het zij je van harte gegund; 2o. om mij nog eens duidelijk te maken hoe véél superieurder de on-directe speelsch-defensieve houding van Couperus is, dan mijn directe offensieve (en wschl. weinig speelsche) dito - heerlijk! die superioriteit zij Couperus (en jou) méér dan gegund; 3o. - maar hier zijn we aan de detailkritiek.

Dat je Jan - met den ‘anderen Jan’, genaamd Walch1883 - zoo aardig vindt... vooruit dan maar. Ik houd niet erg van dit soort humor tegen den Hollander, dat men bovendien bij Beets (fam. Stastok) en Multatuli (Droogstoppel) veel beter vindt. Maar als jij het als zóó geestig, speelsch, defensief etc. beschouwt, doe het er dan vooral bij, en laat mij je dan de zorg overlaten van er die Jan-stukken in te plakken, die je het meest vervoerd hebben.

‘Wie leest de Ideën van Multatuli nog?’ vraag je. Ik zou op deze zelfde manier kunnen vragen: wie leest Couperus nog? ‘Het Publiek’ niet. Ieder intelligent Nederlander misschien wel. Je weet toch dat in deze door jou gesmade Ideën de heele Woutertje Pieterse steekt (o.a.)? De heele Multatuli is boeiend, levend gebleven, minstens zoozeer als Couperus. En vergis je niet, van deze twee menschen was Multatuli - als je dan van het woord ‘figuur’ houdt, zonder eenige twijfel de grootste figuur. Het is vreemd dat je blijkbaar zoo weinig aandacht aan hem wijdde, want hij is zelfs de beste schrijver misschien die we hebben, ik bedoel dat hij een veel genialer, rechter, temperamentvoller proza schreef dan Couperus (zelfs op zijn best) en méér dan C. altijd zichzelf was.

Er zijn geen ‘eigenlijk onbeteekenende’ scheldwoorden. Ieder woord, dus ook ieder scheldwoord, krijgt soms de grootste beteekenis, als het hart van den schrijver (zullen we maar zeggen) erachter zit. Als Multatuli tot Duymaer van Twist zegt dat hij hem op zal roepen, net zoo veel en zoo lang, tot zijn naam den volke zal zijn ge-worden tot een braakmiddel, dan heeft hij, ook als ‘kunst’, iets minstens zoo volmaaktst gegeven als de geparfumeerde tirade die je me citeert uit Eline Vere (over Lili's rêverieën). - En van ‘lenigheid en souplesse’ gesproken, ook daarin is Multatuli zeker Couperus' mindere niet. Rest dus je voorliefde voor parfums. Maar over zulke smaken valt niet te twisten, zeggen de wijzen. Als Couperus alléén die parfumeur was, zou ik hem ook een kwibus vinden, zooiets als zijn naäper, mijnheer het prachtsmousje Ed. Veterman.

(Als ik die eene phrase over Jean Lombard aanhaal als karakteristiek voor de heele flauwe kul van mijnheer Dracosès, dan weet ik waarover ik schrijf. On n'est pas cul à ce point là! Maar jij vindt het wschl. alleen maar een mooie naam, dus ik begrijp je verwondering.)

Je wilt uit Deel II dus smijten: Ter uwer verjaring en Gevraagd: een secretaris; verder: De Spiegel. Mooi; mij best. - Uit deel III: Conversatie en De Geluiden weg. Ook best. Maar ik ben zéér gesteld op Wreede Portretten I en III, die heusch nog wel meer zijn dan ‘knap’. De vaderlandsliefde van De Terugkeer vind ik daarentegen een beetje vervelend - ja, ‘vervelend’; bovendien staat datzelfde gevoel duidelijk, meen ik, in Een Hagenaar in Den Haag. Dat zou dus een beetje repliek van het eerste worden. Ik blijf tegen, sterk tegen De Terugkeer, n'en déplaise de braaf-vaderlandsche harten. - In deel IV wil ik absoluut fragmenten hebben uit de Brieven van den Nutt. Toeschouwer; dit behoort eenvoudig soms tot het beste wat hij ooit over zijn ‘ik’ geschreven heeft, en ik verzeker je dat ik dit opnemen zou, dwars tegen mijn afkeer in van alle oorlogslectuur (al is het ‘zijdelingsche)’. Accoord voor de rest; ofschoon ik De Uren niet zoo goed vind als jij. De Liefdes van Lili kan er desnoods wel uit.

Als je mij een overdrukje van dat stukje met die portretten bezorgen kunt - graag! Maar als medewerker kan je mij niet opgeven, ik heb nooit één letter in Elzevier's gehad. - Mijnheer Houwink is 1. een gatlikker van het treurigste soort, 2. als kritikus een rund. - (Je vergeeft me wel, terwille van het even oprechte als weloverwogene van deze meening, de ‘eigenlijk onbeteekenende’ scheldwoorden.) Op je soort verdediging van wat er allemaal nog wèl aan goeds kan steken in de Ina's, Tops, Letjes en andere Mina's, ga ik niet in: het leven is kort. En herzie je karakteristiek dat Slauerhoff een ‘psycholoog van de achterbuurt’ zou zijn, dàt monopolie berust sedert lang bij Louis' vriend, de groote schrijver Ies,1884 je weet wel, de epos-man van De Jordaan.

Het vitale - vóór alles - is nooit mijn hobby geweest; je verwart mij met Marsman. Ik zou iemand kunnen aanvaarden die één boek geschreven heeft, en dan nog een kwijnend. Wat ik misschien in de eerste plaats zoek is (maar begrijp me nu vooral niet verkeerd) een menschelijke standing. Ik heb op mijn manier een intense hekel aan wat banaal is en wat stinkt (naar de keuken bijv.), al zal deze bekentenis je misschien hoogelijk verwonderen.

Wat het imbeciele Hiegentliechje schrijft is werkelijk van geen beteekenis. Er zijn ook nog een soort literaire paardevijgen, waar ik nog niet eens mijn schoen in zet. Je zou zien, als je me wat langer meemaakte, hoe je me nog zou ‘begrijpen’!

Annie zond je eergisteren - omdat ik ietwat overhaast naar Brussel moest - het Mei en Juni-nr. van Helikon. Deze zijn je gaarne aangeboden door mij, in hoedanigheid van non-collectioneur van dergelijk fraais; als je wilt zal ik je de rest ook sturen. - Ingesloten nog wat goud voor de komende zendingen en spoedig verslag over de Antieke Verhalen. Met beste groeten, je

EduP.

1882De bijdrage van DP aan De schakelaar bestond uit een aantal fragmenten uit de voorgaande brieven over Couperus.
1883Battens oud-leraar Jan Walch was een vriend van Couperus geweest, en identificeerde zich graag met het personage Jan uit Couperus' schetsen.
1884Israël Querido.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie