E. du Perron
aan
G. ter Braak

Gistoux, 6 augustus 1931

Gistoux, Donderdag.

L.T.

Even een paar woordjes maar, in haast. Ik heb al deze dagen hard gewerkt; 84 blzn. van Coster zijn af en het ziet er naar uit of ik pas op ongeveer de helft ben! Menno heeft zijn Démasqué geheel af, en ik heb de ‘inleiding’ ervoor geschreven. Verder schreef M. hier nog zijn stuk over Nietzsche-Brann,1939 dat reeds naar Van Wessem is. Je ziet....

Morgen moèt ik nog een blz. of 15 tegen Coster pennen (anders raak ik het idee kwijt). Bouws komt overmorgen. En het ‘château’ hier is overstroomd door kleinkinderen van mijn moeder, die met hun andere grootmoeder zijn komen opzetten! Met het gevolg dat hier geen plaats meer is voor Bouws. M. en ik zijn zooeven erop uit gegaan om een kamer voor hem te nemen in het pension, maar daar was ook al geen plaats, en inpl. v. verder te zoeken hebben we nu maar besloten om Zaterdag met Bouws naar de Ardennen te gaan (Laroche of zoo). Menno gaat Dinsdag dan, via Brussel, van daaruit naar Rotterdam, en ik keer naar Gistoux terug met Bouws, die dan in de kamer van Menno komt. Voilà.

Je krijgt een briefkaart uit Laroche (?) en een ‘fatsoenlijke’ brief zoodra ik hier terug ben. Be a dear, and don't be angry.-----

Je Ed.

1939‘Dionysos en Pentheus’ (bespreking van H. Brann, Nietzsche und die Frauen). In De gids 96 (1932) 2 (februari), p. 264-273. Dit stuk kon niet meer worden geplaatst in DVB die met ingang van 1932 overgingen op de cahiervorm.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie