E. du Perron
aan
H. Marsman

Gistoux, 8 mei 1932

Gistoux, Zondag.

Beste Hennie,

Ik vond je brief tegelijk met je telegram in Voorburg en was pijnlijk getroffen door het moedelooze toontje.* Het is toch niet zoo ernstig als je nu misschien denkt? er zal wel een hoop landerigheid van je bijkomen over dat gekwakkel. Maar het is een rottoestand en ik kan je niet zeggen hoe lam ik het vind dat je er niet uit komt. In-tusschen, nù begint de goede tijd weer; ook in Holland. Mijzelf helpt niets zoo goed als de zomer, ik heb er dus voor jou ook mijn sterkste hoop in gesteld.

Ik werd plotseling hierheen geroepen omdat mijn moeder nu weer ernstig ziek ligt. Drie dagen is het heel erg geweest, maar vanaf gisteren vindt de dokter haar iets beter. Ikzelf vind haar, ook zooals zij nu is, niets goed; maar toch, als het vooruitgaat, zou ik liefst zoo gauw mogelijk weer van hier weg. Simone is nu geheel op de hoogte en schijnt me liever niet meer te zien; met een zieke in huis en dan nog zooiets, is de stemming hier allesbehalve opgewekt. Ik zal me compleet een ander mensch voelen (ook om allerlei ‘bijkomstigheden’) als ik met Bep uit Holland weg kan. Deze laatste dagen met haar waren heel goed,* ondanks het feit dat zij in Voorburg werden doorgebracht. - Ik hoop voor jou en mij een groote verandering ten goede met de nieuwe zomer, dus laat ons zeggen, vanaf 20 Mei.

Stuur de paperassen voor alle zekerheid maar aan Bep; ik bedoel: aan haar zelf, als je ze aangeteekend stuurt, omdat ik misschien nog hier zit, als het hier beroerd gaat.

Als ik je vóór mijn vertrek uit Holland (het echte dan!) niet meer schrijf, dan toch zeker uit Lugano of Pallanza, of waar we komen te zitten. Ik hoop dan ook wèl wat meer van je te hooren; waarom zou je geremd zijn, tegenover mij? - Vera liet ik nu in Den Haag achter, omdat ik Menno niet meer zag, maar hij haalt het wel bij Bep op, of ik geef het hem nog wel voor ik wegga.

Hou je taai en schud de landerigheid van je af, die je toch geen steek vooruit helpt. Mijn beste wenschen, ook voor Rien, en een hartelijke hand van je

Ed.

Ik moet me ook samenballen, zooals dat heet, om je te schrijven! Het is hier ook akelig genoeg, om niets te doen dan wat in het gras te liggen - waar het nog net te koud voor is.

Wees lief tegen de ‘gefährtin des Marsmannes’, ja? Ze zorgt zoo goed voor je en kampt zoo dapper tegen je honger, met zoo'n lief wit mutsje op.

*Het was nòg moedeloozer dan je verschijning, want die had tenminste nog honger.
*Dit slaat zuiver op een ‘psychisch evenwicht’, niet in het minst op v/d Velde!2126
2126Th.H. van de Velde, Het volkomen huwelijk. Een studie omtrent physiologie en zijn techniek, voor den arts en den echtgenoot geschreven. Leiden 1926.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie