E. du Perron
aan
J. Greshoff

Bellevue, 4 november 1932

Bellevue, Vrijdag.

Beste Jan,

Gisteravond was Van Uytvanck hier; zooals gewoonlijk valt het met hem altijd erg mee, hij heeft toch wel enkele aardige dingen. We hebben hem gezegd dat hij nooit Hollanders mee mocht brengen. Maar vandaag of morgen loopen we natuurlijk toch tegen Hans van Loon op.

Den Doolaard heeft nu mijn ‘antwoord’ kunnen lezen. Een volgende keer toont hij zich misschien bloeddorstig. Misschien komt hij ook wel hier?....

Mooi, dat met Gr.Nederland. Menno en ik hebben in principe van allerlei voor je. Je kunt alvast de drie gedichten2394 nemen, die hierbij gaan. Volgorde: De Vooruitgang; Maar heden...; Saint-Just. (Je mag alles van mij, desgewenscht, in ‘oude spelling’ laten zetten.)

De invloed van Pom is in het stukje van Buning niet te miskennen. Cocteau's Plain Chant bv. is een lievelingsstuk van Pom, en dan - juist, hè? - dat praatje over die ‘persoonlijkheid’. Als je nog eens ooit dat stuk over me schrijft, hier zijn mijn invloeden!

Afdeeling Vermoeide Jeugd: een beetje Apollinaire, een héél klein beetje Derème (in de contr'assonnances van: ‘De nacht hangt als een stukke lei’), een beetje Toulet misschien (in Filter - of misschien toch meer Apollinaire?); en ongetwijfeld Pellerin (in Windstilte).* Van Ostaijen nihil.

In afd. Rose en Geel: een beetje Levet, een heel klein beetje Greshoff misschien (men neemt altijd wel iets van elkaar over), maar zeker géén Fonteintjesmannen en géén Slauerhoff! Wat een onzin dit laatste! Als hij nog Nijhoff gezegd had: dat is, uiterlijk althans, nog zoowat ‘waar’ (bv. in Beeld uit het Verleden of zoo, ofschoon het toch meer een ontmoeting is dan iets anders, dunkt me).

In afd. Het Verval: hier en daar, ofschoon geheel verwerkt en tot een ander karakter gebracht, Corbière (Hubertus, de langere verzen). Maar geen Larbaud, vrees ik, behalve natuurlijk die eene vertaling, en dan het pastische van Nerval. - Jij denkt aan Larbaud om de reisaanteekeningen van Poging tot Afstand, maar 1o. zijn die uit Mikrochaos verwijderd; 2o. waren die qua reis-atmosfeer misschien Barnabooth-achtig, maar qua stijl veel meer à la Morand (Lampes à Arc).

Ik ga nu maar verder met die idiote invloedenkwestie. In Bij Gebrek aan Ernst: 1e Nameno, algemeen modern - schematisch, bijgevolg, vreemd genoeg,* geen enkele bepaalde invloed. - Claudia, ongetwijfeld Morand. - Een tussen Vijf, misschien iets van Aragon, of Cocteau? maar meer algemeen-technisch dan iets anders. - Damesportret, Morand. - Bloempje aan 't Eind, geheel verwerkt, en door de logica eruit juist tegenovergesteld, maar toch wel ‘geïnspireerd’ door de Libertinage van Aragon. De rest is, voor zoover ik kan nagaan, vrij van invloeden.

Nutteloos Verzet. In het 1e verhaal, stylistisch, hier en daar invloed van Gide. Zeker niets wat de mentaltiteit betreft, en ook niet van de ‘surrealistische’ gruwelverhalen! (Soupault, Ribemont-Dessaignes). - In Historie van Gevoel, hier en daar duidelijk Tinan. - In Drama van Huize-aan-Zee, géén invloeden. In de rest, voor zoover ik kan nagaan, ook niet. De Avonturiers beschouw ik als, qua stijl, mijn meest persoonlijk, en natuurlijk, verhalend proza. - In het losse verhaal dat in de Bijleveld-bundel staat, qua stijl: het snelle en concieze, invloed van Stendhal - maar eigenlijk van de lijn Voltaire (Candide) - Stendhal (Chroniques Italiennes).

In Een Voorbereiding is misschien het meeste invloed van Larbaud. Ofschoon ik werkelijk geloof: meer uit ‘gelijkgestemdheid’, dan stylistisch (dit kan ik moeilijk beoordeelen). Tegen het slot: in de karakteristiek van de bohèmes (Rojas, Suré, etc.) invloed van Le Bon Apôtre van Soupault.

In Cahiers van een Lezer: 3 of 4 invloeden, maar altijd meer als ‘at-mosfeer’, dunkt me, dan in de schrijfwijze verwerkt. Ik geloof: Multatuli (voor het ‘vlammende’), Léautaud (voor het nuchter-verneukende), Gide (voor het analyseerend-bedachtzame), Stendhal (voor het ongedwongene en snelle). Misschien ook wel Diderot, ofschoon die in Stendhal-Léautaud verwerkt moet zijn. - En in de allereerste stukken natuurlijk nog wel modernistische draaitjes (genre notices in de N.R.F. en zoo).

In Uren met Dirk Coster, voor zoover ik weet, geen invloeden; of al het vorige ‘harmonisch samenwerkend’!

Ik geloof heusch dat ik nu op de peuterigste manier alles aangewezen heb, dat er ook maar ingeslopen kan zijn. Als een ander dit zoo in me opzocht, zou ik zeggen: het is walgelijk. Niets bestaat geheel op zichzelf. Maar allons-y. De invloeden in het oeuvre van Gide zijn nog wel duidelijker aanwijsbaar! En Léautaud, zelf zóó persoonlijk, dankt ook veel aan Stendhal-Chamfort-Diderot.

Bep gaat vandaag beginnen aan haar kroniek voor Coenen2395. Het arme kind komt niet meer tot schrijven, zelfs bijna niet tot lezen, zóó is ze gegrepen door de huishouding. Ook niet erg leuk. - Wanneer komen de Van Chandelles2396 nu hier? Schrijf me wat je denkt van het laatste Forum. Ik vond het stukje van Menno over dien kleermaker2397 zoo aardig. Hart. groeten van ons II.

Je E.

2394Gepubliceerd in GN 31 (1933) 4 (april), p. 289-290.
*La Romance du Retour!
*voor een allereerste verhaal
2395Een kroniek over Engelse literatuur in GN.
2396De verfranste naam voor de Van Schendels.
2397‘De aesthetiek der kleermakers’. In Forum 1 (1932) 11 (november), p. 743.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie