E. du Perron
aan
A. Roland Holst

Parijs, 10 april 1935

LEES EERST DIT...

10 April.

B.J. - Vanmorgen kwam je wijze brief; die van Slau is er nog niet.3649 Ik verzend vandaag den brief dien ik nu bijna een week geleden schreef; niet dat ik hem heelemaal goed vind,* maar hij kan je toch een idee geven van wat ik tegen Slau heb. Ik heb sindsdien nog iets over hem gehoord van Menno; het volgende (ik schrijf het letterlijk over): ‘Slauerhoff is voortgegaan (hoewel ik met hem “gebroken” had) mij briefjes te schrijven. Ik heb hem nu nog even geschreven dat ik eerst een opheldering van hem verwachtte over zijn manieren; daarop is geen antwoord gekomen. Overigens verlang ik niets beters dan van hem niets te merken en voor zijn geïntrigeer gespaard te blijven; want dat hij een geboren intrigant is, lijkt mij niet langer te ontkennen. De wijze waarop hij nu bv. Jany weer in zijn correspondentie betrekt, is niet minder dan insinueerend.’3650 - Ik heb hierop geantwoord dat het niet waar is, dat Slau een intrigant is;3651 en ik neem volstrekt niet aan dat hij ‘insinueerend’ over jou schrijft; de heele zaak is dat hij baloorig is, en zijn lust tot kwaad-doen - waar-mee hij zich tegenover zichzelf verheft en zijn verdere zwakheden compenseert - alléén kan realiseeren door er anderen bij te halen: ‘dié is het ook met mij eens’ of ‘diè zegt ook...’ Zoo is zijn houding in de heele Vic-historie geweest; deze piraat die niet al te best denken kan en alleen instinctief weet wat hij wil - d.w.z. op zijn instincten schommelt - grijpt naar zijn vrienden en hun opinies om niet te vallen. Hij meent overigens geheel te goeder trouw dat hij zeer karaktervol en ferm en puur is opgetreden, en dat al de anderen - Menno, Vestdijk en ik, karakterlooze literaten zijn.* Dit alles, omdat wij hem allemaal in zijn bezwaren gelijk hebben gegeven; ook Vic weet dat nu heel precies (ofschoon de slecht denkende piraat nog altijd iets wauwelt van dat wij - d.w.z. Menno en Vestdijk - hem ‘vlijtig gedesavoueerd’ hebben; de piraat heeft geen oogenblik kunnen begrijpen, hoewel ik het hem 10 × voorgezongen heb, dat wij hem wel gelijk gaven in zijn bezwaren, maar volstrekt niet vonden dat Vic daarom uit de redactie van Forum gezet moest worden, en dan op de botte manier die hij zoo graag gezien had. Sindsdien is de piraat steeds nijdiger geworden en steeds slechter gaan denken, wat Menno het idee geeft van intrigeeren. Ik heb de August-de-Domme-maniertjes van Slau nu dag aan dag meegemaakt en weet dus beter; het is een demi-inconscient. Maar onverdragelijk, met dat al. Er is ook nog een historie waarop hij gerekend had - zéér verkeerdelijk, en ondanks mijn herhaalde waarschuwingen - en die verkeerd is uitgevallen; ik weet niet of hij je daarover heeft verteld, maar ik geloof nu dat een deel van zijn grieven tegen mij ook daarop berust, terwijl ik voor hem hierin toch deed wat ik kon. Wanneer deze historie wèl gelukt was, zou hij mij ook heel wat minder noodig hebben gehad; sterker, zooals ik hem nu ken, zou hij mij zeker op een afstand hebben gehouden en met de lompheid die hem in deze zaken kenmerkt, mij graag hebben laten voelen dat ik ‘er verder niets mee te maken had’. In Tanger heeft hij over de geschiedenis geleuterd, alsof het een beklonken zaak was, terwijl hij, zoo ooit, dààr zijn mysterieuzigheid had moeten laten heerschen.

Beste Jany, wij zijn allemaal op onze beurt onmogelijk; ik geloof het graag. Maar alleen Slau keert zijn onmogelijkheid tegen zijn vrienden; althans op deze manier. En hoe dan ook, ik vind alles best, en wil zelfs met mildheid aan hem denken en hem tot slot gaan ‘beklagen’, zooals in dergelijke gevallen regel is. Maar ik heb voorloopig van zijn rancuneus gemodder (dat is het woord) gegeten en gedronken. Zeg hem, of verzwijg hem van dit alles, precies wat je wilt. Op zijn brief zal ik niet - of weinig - antwoorden, en 4 maanden of 4 jaar ‘dépôt’, alles is mij best. Vergeef mij deze eindelooze uitleg, maar ik wil jou laten begrijpen dat ik een vriend niet zoo maar opgeef uit ‘geprikkeldheid’. Hartelijk je

E.

3649Slauerhoff logeerde bij Roland Holst, die hem tot een verzoenende brief aan DP had aangespoord.
*hij is tòch te veel in een ‘vol’ moment geschreven, ondanks mijn pogingen om helder te zijn
3650Zie Bw TB-DP 3, p. 172.
3651Zie Bw TB-DP 3, p. 174.
*‘Dat is dan nu eens echt gebleken!’ (Juffrouw Meier.)3652
3652Verg. Vw 5, p. 86.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie