E. du Perron
aan
F.E.A. Batten

Tjitjoeroeg, 1 september 1937

Tjitjoeroeg, 1 Sept. '37.

Beste Freddy,

Daarnet je lange brief, waarvoor veel dank. Je schrijft je werkelijk blauw voor me, en 't is tijd dat dit ophoudt! Overigens ben ik erg blij met wat je voor me vond over Brunswijk; maar dat niet alleen, ook alles wat je ‘eromheen’ voor me verzamelde was uitstekend, en komt mij heel goed van pas. - Dank ook voor je investigatiën inzake Multatuli's afbeeldingen, die me ook zekerheid gebracht hebben. Wat Querido betreft, hij wil nu géén portret, totaal nix. Mij ook best. Hij zal nog wel kankeren over mijn extra - correctie, die ik nu dus verder aan jouw en Rudie's zorgen toevertrouw; jullie zullen er zeker beter voor zorgen dan wie ook, daar slaap ik gerust op.

Wat dat boekje van Mikrochaos betreft, vind ik dat je moeder er wel èrg kaal van af is gekomen. Kan je niet nog wat anders bedenken en dat boekje beschouwen als vanzelfsprekende hulde, zooiets als een visitekaartje? Ik zal in ieder geval mijn best doen dat eerste (en tot dusver eenige) deel van den suffert V.I. van de Wall over Indische landhuizen voor je te vinden; vanmorgen hoorde ik nl. in Batavia dat het uitverkocht is, wat ik niet zoomaar direct aanneem. Als het nog te krijgen is, krijg ik het voor f 2.50, in welk geval ik van plan ben 1 ex. voor mijzelf te koopen en jou het andere aan te bieden.

Landsarchief Mijn a.s. chef heet Dr. F.R.J. Verhoeven en lijkt me een zeer geschikt iemand. Wil de jongere richting in de geschiedenis hier invoeren = Huizinga. Hij ademt door Huizinga, maar God weet wat hij nog presteert; jong is hij: 31. ‘En een traktement van f 700 per maand, zeg! djempol, zeg!’ - daar kan ik niet tegen op met mijn pover daggeldersloon van f 6. per dag terwijl ik naar de 40 loop. Maar wie weet wat Batavia verder oplevert. Op 't oogenblik ziet het ernaar uit dat ik met Jan. '38 inderdaad in dat Archief hooger notarisklerkenwerk zal doen, zoo'n beetje onder Clio's rokken dan, wat betreft dit ‘hoogere’. - Maar van ‘de warmte telkens ontvluchten’ is dan geen sprake. Batavia is Batavia en met f 160. 's maands vlucht je niet ver, en niet al te dikwijls.

Ik ben benieuwd hoe jullie mijn Multatuli zullen vinden. Het is polemisch genoeg, maar tevens toch complete levensbeschrijving; alles wat ik, wat ‘men’, over deze periode weet, staat erin. Maar is het ensemble geslaagd? Hoe proeft het in z'n geheel, hoe is het ‘nasmaakje’? Dat moeten jullie mij zeggen. Wat ze hier zullen vertellen, weet ik tennaastebij wel... Misschien (je kan nooit weten) springt mijn landarchieverij er nog door af. Het boek is bv. aan D.D. opgedragen.

Wat je me van Van Eyck vertelt is wel zielig, wel pover, wel lullekullig. Vooral die colleges waarbij men niets mag opschrijven. Als hij mijn geheugen zoo tartte - gesteld dat ik mijn geheugen nog had van mijn 23e jaar - zou ik hem wat leuks laten zien, geloof ik. En ja, ik ruik die ‘vondsten’. Ken je deze prachtige engelsche formule voor een specialist, d.i. vóór alles een specialist in specialistenvondsten? ‘A man who knows more and more, about less and less.’ Het is onverbeterlijk.

Je maakt me een standje achteraf over 't standje dat ik jou indertijd maakte, en dat misschien kwaaier is uitgevallen dan zelfs mijn irritatie het bedoelde. Maar dan zeg je er achteraffig bij: dat het ging om ‘een hoogst onbelangrijke geschiedenis over Kloos en Perk.’ Jammer dat ik je brieven niet meer heb, om je nu te laten herlezen hoe je deze hoogst-onbelangrijkheid hebt behandeld. Man, ik werd met perroneske onhebbelijkheid in perronnissimeske zinswendingen gekapitteld, perroniaansch tot de orde geroepen en superperroniaansch van waardelooze redeneerkunst overtuigd, omdat ik dien genialen Jacques niet zóó geniaal wou vinden en dien gâteuzen Kloos niet zóó'n ontzettende ploert, falsaris, vriendenverrader en verkeerdschikker, als jij (d.w.z. Van Eyck door jouw battensch orgaan) het wou opgevat hebben. - Overigens, om gauw dit chapiter te verlaten, ik las heel onlangs de inleiding van Kloos over Bilderdijk (in zijn bloemlezing voor de W.B.),4877 en goeie God, de man was toen al net zoo gâteus als nu! In welk jaar schreef hij dat eigenlijk? Het is griezelig van omslachtige stumperigheid; het is gewoon grotesk van uitdrukking en nul van inhoud; en toèn wist men toch nog niet dat het al zoo erg met hem was, wel? Er zijn in de nederl. literatuur maar 2 schrijvers van kritisch proza geweest die stumperiger hebben geschreven. De eene is de bullebak Van Vloten, die z.g. Multatuli ‘vermoord’ heeft4878; de andere is P.N. van Eyck. Maar qua inhoud lijkt Van Eyck mij verreweg superieur; al schijnt hij dan een beetje slecht mee te kunnen waar het de waarde van Couperus betreft. Ik zou hem als ik jou was op dat terrein zeker geen kamp geven: ‘Professor, acht u Couperus van minder belang voor onze literatuur dan Potgieter bijv.?’ - ‘Professor! dat kan ik toch niet au sérieux nemen?!’ - ‘Maar professor, wat zijn dàt nu voor pronkkamer-wijsheidjes? Dacht u dat Baudelaire, als hij u hoorde, zich niet bloedig over u zou schamen?’

[Wat je allemaal van Van Schendel vertelt, - ook dat dansen met Ken, - is allemaal even aardig. Hij is our grand old man, dat is zeker. Ik heb een prachtige brief van hem over Ducroo,4879 die ik als goud bewaar. Daarin word ik gekapitteld omdat Ducroo nog zoo'n groene jongen is dat hij naar die allervervelendste praatjes van Bella luistert,4880 die als puber nog wel te vergeven zou zijn, maar foei, 't was een... bijna-moeder. ‘Et une presque-mère est évidemment pleine de dignité’, zei Clara Malraux, aan wie ik het standje doorgaf. Maar Arthur is en blijft zichzelf, en als zoodanig onvervangbaar, onschatbaar, de meest bewonderenswaardige van alle 20e-eeuwsche nederl. schrijvers hoogstwschl. Dat hij Huupjambel zoo goed vindt, is toch alleraardigst. Ik schaar mij, wat dat proza betreft, bij jouw en Rudie's oordeel. Ik vind het volstrekt niet ‘onbegrijpelijk’. Ik vind het noodelooze ‘flauwekul.’ Al heeft Adriaan het misschien noodig om ook zulke dingen te schrijven, en al is 't hem dan van ganscher harte gegund. Uit, door (à travers) dit stukje komt binnenkort misschien weer iets extra-goeds.]

Wat je me schrijft over je behoefte om mensch te worden, veel meer dan schrijver, is uitstekend; het beste uit je heele brief; het beste misschien wat je me ooit geschreven hebt. Deze brief van je zal ik bewaren.4881 En als je dan opeens schrijver blijkt te zijn, dan zal 't zijn hierdoor. Schrijf maar eerst een dissertatie; oefen je, and take your time. Iemand hoeft niet te publiceeren vóór 30, of zelfs 40. Zie Multatuli. Tusschen haakjes: als Jaak een geniale jongen heet (waar ik niets tegen heb), hoe moeten de Van Eycken dan tegenover Multatuli staan? Ik zou ze veroordeelen hem nooit anders te noemen dan GENIE (in kapitalen). Een man die onze heele taal bruikbaar heeft gemaakt, tot voor ons toe (het is zijn schuld niet, tenslotte, als de Van Eycken liever van de Potgieters afkijken hoe de kunst is om in je eigen zinnen gewurgd te raken), en dat, dwars door al de rampen heen, en na al de dikke kunst-orchideeën van '80, - nog altijd! Neem de proef eens. En als een Hollander de pest heeft aan Multatuli, d.w.z. zich zoo door hem voelt aangetast dat hij zijn waarde niet meer erkennen wil, - al ziet hij er dan zoo innemend en aardig uit als Van Eyck, wees ervan doordrongen dat er iets in den man verrot is. Multatuli is een oneindig feilloozer steekproef, bij Hollanders, dan een dozijn Baudelaires, zelfs een dozijn keer anders gerangschikt. Geloof dit van mij, desnoods exclusief omdat ik niet op een universiteit ben geweest. Het is geen boutade van me, het is hoog-serieuze waarheid; een recept zooals de meest serieuze apotheker je er een geven zou, na × jaar ondervinding.

Die roman van Gans lijkt me zeer vermakelijk te kunnen worden; als hij de belofte houdt die zijn ‘aandeelen’ proza geeft, dan wordt het een verrukkelijk boek. Maar daarom juist, misschien geeft hij aan iederen aandeelhouder met zoo'n genummerd papier liever een durende illuzie. Ik ben overigens bereid om ook een aandeel te nemen, als de inschrijving nog niet gesloten is. Tot wien moet ik me wenden?

Doe mijn hartelijke groeten aan Adriaan, wiens leergierigheid mij met bewondering vervult, feliciteer Rudie van me - ik schrijf hem geen speciale brief, omdat deze toch ook voor de helft voor hem bestemd is, - en bedank hem voor de moeite die hij voor me deed. Neen, met de Van Harens ben ik wel klaar. Overigens: wat praten jullie toch gek over een boek van me uit den napoleontischen tijd! Hier heb je een kort overzicht op 't eerste stuk van mijn boek:

1. Schandaal in Holland = O. Zwier v. Haren, schoonzoon Van Hogendorp, etc. - 2. Dirk v. Hogendorp, kleinzoon van O.Z.v.H., in Indië - 3. D.v.H. in Brazilië met jong napoleontisch officier. - 4. Het verhaal van die 3 napoleontische officieren dat ik Rudie in Riche vertelde (de jonge off van D.v.H. is 1 van de 3!). - 5. Een student in de romantische tijd die dezen officier in verhaal (hfdst.) 4 heeft zien crepeeren. Enz. enz., als het genie strekt. Mijn ROMAN... komt later. Geef me tijd; ik ben nog maar 8 jaar oud. Laat me 10 of 12 worden. Hartelijk de hand gedrukt door je

EdP.

4877W. Bilderdijk, Bloemlezing. Met inleiding en opmerkingen bij de gekozen gedichten door W. Kloos. Amsterdam: Mij voor goede en goedkoope lectuur/G. Schreuders [1906].
4878Zie J. van Vloten, Onkruid onder de tarwe, Letterkundige karakterstudie. Haarlem 1875.
4879Niet teruggevonden.
4880Zie ‘Bella op de divan’. In E. du Perron, Het land van herkomst. Amsterdam 1935, p. 112-122 (Vw 3, p. 121-132).
4881Niet teruggevonden.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie