E. du Perron
aan
A.M. de Voogt-Blume

Bandoeng, 7 december 1938

Bandoeng, 7 Dec. '38.

Geachte Mevrouw de Voogt,

Ik antwoord u inderhaast op een briefkaart. De kwestie is dat ik niet weet wat uw neef doen moet, ook om een indische perskaart te krijgen. Als Actueel Wereldnieuws er zoo gul mee is, laat hij daar dan wat copie heen zenden. Anders probeeren met andere bladen hier. Maar een kaart zenden zónder dat hij copie zendt, zal wel geen van deze bladen willen, - dus in ieder geval zal er tijd mee heen moeten gaan. Tenzij uw man inderdaad iemand kent, die om hèm plezier te doen ook zoomaar een kaart zenden wil. Tenslotte zal 't voor Parijs wel in orde zijn, als uw neef een indische buitenplaats opnoemt; werkelijk controleeren zullen ze dat wel niet.

Als Ritman hier nog was, zou ik hèm vragen. Maar 't ongeluk op 't oogenblik is dat ik niemand ken. (Ja, de heer Sluimers hier in Bdg., maar dien vraag ik liever niet.)

Ja, Seubring is een reus en secretaris van de Loge. Ex-Afrika-reiziger etc. etc.

U hebt groot ongelijk met mij bij het ‘hooge’ in te deelen. Ik heb me nooit toegelegd op het ‘hooge’, eerder op het ‘echte’. Anders had ik 't L.v.H. ook niet geschreven, dat immers wel degelijk vat geeft voor een interpretatie à la Z. Maar daarom ook spaar ik mezelf minder dan iemand die zichzelf ‘hoogstaand’ vindt; dit maakt dat ik een gevecht met Z. op zijn manier óók niet erg vind en reken bij de vele dingen die ik ‘toch wel doen kan’. Hij is ‘buiten zichzelf’, zegt men - tant mieux. - Ik zal ook nog wel andere dingen doen, ‘hoogere’, zooniet nuttigere, dan deze.

Met beste groeten 2 × 2, uw

EdP.

P.S. Ik ga voort in K. en O. met Z. en andere Z-achtige zaken.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie