J. Greshoff
aan
E. du Perron

Schaerbeek, 22 april 1935

Maandag 22 april '35

Beste Eddy,

Het merkwaardige van Ducroo is dit. Als je leest heb je eerst het gevoel: dat had mij ook kunnen overkomen en al spoedig begin je je te verbeelden, dat het je overkomen is: d.w.z. dat op sommige momenten de lezer zich met de schrijver vereenzelvigt. Er gaat dus een sterke suggestie van de verteltrant uit en de menschelijke waarheid is zóó evident, dat een ieder, die een beetje begrip van zulke dingen heeft, die als zijn eigen waarheid kan aanvaarden. En het zijn dikwijls juist de kleine trekjes, die een sterke indruk geven. Wat je schrijft is in zekeren zin waar: het zijn dikwijls ‘kletspraatjes’ maar op een plàn gebracht, dat ze ‘zinrijker’ en verhevener worden dan weet ik welke bijbelverhalen en andere Hooge Verhalen! Dit boek, zoo ìkkig als een boek maar zìjn kan, maakt nooit de indruk van narcisme en bekrompenheid, omdat het au fond algemeener dan het heele unanimisme-en-bloc is. Bovendien spreekt er wel zelfrespect, maar nimmer zelfbehàgen uit. Iedere lyrische coquetterie is er vreemd aan. Daardoor maakt het zoo'n sterke, mannelijke indruk. Stuur mij het ex. met verbeteringen, kantteekeningen, op- en aanmerkingen: het zal een mooi en dierbaar stuk in mijn collectie Duperroniana worden.

Gisteren zond ik een uitvoerige brief aan Moussault, om hem precies het verloop van de quaestie met De Groene uit te leggen. Ik ben zéér benieuwd naar zijn antwoord! Ik heb slecht geslapen en moet het een en ander afmaken. Dus ga ik, [besloten], aan de slag.

Veel liefs voor jullie 3ën, geheel je

Jan

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie