E. du Perron
aan
J. Peeters

Brussel, 9 september 1924

Brux. 9 Sept

Beste Peeters,

Dank voor brief en bijgaande papieren. Ik lig voor het oogenblik met een nieuwe verkoudheid tegen de vlakte (lees: onder de dekens), maar geef eerstdaags de proeven met een ‘bon à tirer’ terug. Ik verwacht de copie voor omzendkaart en onze driehoek. Je hebt vergeten mij het adres van Casteels te geven.

Dat Berckelaers mijn schrijven niet tragisch opvatte is plezierig voor hem; het was bovendien niet tragisch bedoeld en hij heeft een gramophoonplaat met de onvergetelijke melodie: ‘Dans la vie faut pas s’ en faire…’ Mij heeft het een zeker genoegen gedaan hem een paar dingen te zeggen die hij nu weet. Ik heb dat gedaan zonder philanthropische bedoelingen: de verbetering van den mensch Berckelaers. Je m’en fous pas mal, - tu vois ça de là! Jij noemde hem ‘onverbeterlijk’ en ik geloof het graag; maar ik geloof niet aan de supreeme houdinkjes die hij soms weet aan te nemen. Hij is zoo ‘onkwetsbaar’ niet, beste Peeters, al is zijn huid hier en daar wat dik. En, per slot van rekening: ik verzeker je, in allen ernst, dat de man mij nog maar heel weinig interesseert. Ik lees graag wat hij schrijft; daarmee uit; dat is misschien nog wel de zuiverste verhouding.

Schrijf me wanneer je me hebben kunt. We moeten nog verschillende dingen bespreken: o.a. over het eventueel karakter van de uitgeverij. Uitsluitend modern? of niet? De kwestie van winst zal, denk ik, spoedig zijn opgelost. Dus voorloopig de groeten; tot ziens en de V van je

DP

Origineel: Antwerpen, Letterenhuis

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie