[p. 591]

Verantwoording en inhoud

[p. 592]
[p. 593]

Verantwoording

In de nalatenschap bevindt zich een map met aantekeningen en fragmenten betreffende een cyclus van verhalen die door de schrijver in de loop van de jaren met verschillende namen is aangeduid, o.a. als Kroniek van de Vrije Wil en als De Onzekeren; de laatste titel had tenslotte zijn voorkeur. Deze verhalen, die hij zich al omstreeks 1930 voornam te schrijven als een serie ‘Levens’ (in de in het frans gebruikelijke zin van levensbeschrijving), zouden hun formeel verband ontlenen aan verschillende generaties van deels historische en deels fictieve personages. Toen Du Perron stierf, stond de definitieve vorm van dit geheel nog geenszins vast; wel weten wij dat het zijn bedoeling was, ook enige reeds gepubliceerde stukken, n.l. het uit 1929 daterende en in deel I van deze editie opgenomen ... E poi muori en de twee in dit deel afgedrukte verhalen Bij wat Stendhal noemt ‘energie’, verschenen in Forum III 1934, in deze cyclus te gebruiken.

Tot De Onzekeren behoren ook de in deel III herdrukte roman Schandaal in Holland en de twee hoofdstukken van de, als vervolg daarop bedoelde, onvoltooide roman ‘Zich doen gelden’, die men thans in dit deel V aantreft. Deze beide hoofdstukken zijn posthuum verschenen in Groot Nederland XXXVIII 1940. Van het eerste hoofdstuk is echter een door de schrijver op verschillende plaatsen gewijzigde versie gevonden, die nu in dit deel is afgedrukt.

De in Libertinage II 1949 posthuum gepubliceerde Dialoog en het hier voor het eerst gepubliceerde Scenario tegen de Vrijheid, eveneens bestemd voor De Onzekeren, moet men beschouwen als verre van voltooide ontwerpen, die door de auteur in deze staat zeker niet uit handen zouden zijn gegeven.

[p. 594]

Wij hebben tot publicatie in het Verzameld Werk besloten, omdat zij, anders dan een groot aantal losse notities betreffende ongeschreven verhalen in deze cyclus, voldoende vorm en samenhang bezitten. Het leek ons bovendien interessant, omdat de plannen voor De Onzekeren Du Perron vele jaren hebben bezig gehouden, met deze onvoltooide stukken een proeve te geven van ‘werk in wording’.

Dezelfde overweging geldt ook voor De Nieuwe Manier, een in 1932 geschreven toneelstuk, dat Du Perron onvoltooid heeft gelaten, omdat het hem niet beviel. Hiervan zijn twee voltooide bedrijven in de nalatenschap gevonden, terwijl van het derde bedrijf slechts de toneelaanwijzing en het ontwerp van het scenisch verloop zijn aangetroffen. Uit een fragment in manuscript blijkt, dat de schrijver heeft overwogen om ook dit gegeven te gebruiken als verhaal voor De Onzekeren.

In de marge van het manuscript van de Dialoog zijn enkele aantekeningen geplaatst: naast passages die overeenkomen met de tweede alinea's van blz. 464 en 466 in dit deel, staat resp. ‘Korter?’ en ‘Beter?’

 

Brieven van een zwaarmoedig Auteur is geschreven in het najaar van 1930 te Brussel, en verschenen in Forum I 1932.

 

Scheepsjournaal van Arthur Ducroo, geschreven in October-November 1936, verscheen posthuum in 1943.

 

In deze Grootse Tijd, geschreven van October 1934 tot Mei 1938, verscheen posthuum (hoewel voorzien van het jaartal 1946) in Februari 1947, in één uitgave samengebracht met ‘Brieven uit Holland’, die in deel VII van deze editie worden opgenomen. De in dit deel V gepubliceerde tekst droeg in de boekuitgave van 1947 de ondertitel ‘Blocnote Klein Formaat’ naar aanwijzing van de auteur. Ook de titel In deze Grootse Tijd is van Du Perron, die de tekst ervan samenstelde uit passages van Blocnote Klein Formaat (1936), Graffiti (1936) en uit soortgelijke notities en stukken in Groot Nederland, De

[p. 595]

Sleutel, De Groene Amsterdammer, Het Vaderland, Nieuwe Rotterdamsche Courant en Bataviaasch Nieuwsblad.

 

Onder het hoofd ‘Drie Jeugdverhalen’ zijn Du Perron's eerste proeven in proza samengebracht, die, uiteraard door hem verworpen, hier curiositeitshalve een plaats krijgen. De redactie meende zich deze vrijheid te mogen veroorloven, juist omdat deze verhalen nog buiten iedere literaire preoccupatie om werden geschreven en gepubliceerd. Zij verschenen onder het pseudoniem Joseph Joséphin in resp. Bataviaasch Handelsblad van 31 Juli 1920 en in twee nummers van Algemeen Geïll. Indisch Weekblad ‘De Revue’ I 1920.

 

Alle teksten zijn overgebracht in de spelling die gebezigd is in de reeds verschenen delen van deze editie.

[p. 596]
[p. 597]

INHOUD

Brieven van een Zwaarmoedig Auteur 5
Bij wat Stendhal noemt ‘energie’ 21
 
IN DEZE GROOTSE TIJD
 
Woord vooraf 49
In deze Grootse Tijd 51
 
SCHEEPSJOURNAAL VAN ARTHUR DUCROO
 
Voorwoord 287
Scheepsjournaal van Arthur Ducroo 291
 
ONVOLTOOID WERK
 
De Nieuwe Manier 373
Dialoog 459
Scenario tegen de Vrijheid 493
‘Zich doen gelden’ 509
 
DRIE JEUGD VERHALEN
 
Don Quichotte te Soerabaja 555
Het Spook van de Arabier 566
Een Sparring-partner 581
 
Verantwoording 593
[p. 598]
[p. 599]

COLOPHON

 

Dit vijfde deel van het Verzameld Werk van E. du Perron werd verzorgd door E. du Perron-de Roos, F.E.A. Batten en H.A. Gomperts.

De typografische verzorging is van Helmut Salden.

In opdracht van G.A. van Oorschot, uitgever te Amsterdam, werd het, uit de Romulus gezet, gedrukt door N.V. Drukkerij G.J. Thieme te Nijmegen en gebonden door Elias P. van Bommel te Amsterdam.

[p. 600]