Ramon Fernandez: Le Pari

Ramon Fernandez, winnaar van de Prix Fémina met zijn eerste roman, heeft zich tot dusver uitsluitend leren kennen als essayist. Zijn werk als zodanig maakte een bijzonder vakkundige indruk, was zeker niet minder intelligent dan ‘sorbonnard’; dat hij een boeiend essayist zou zijn, mag men met enig recht betwijfelen. Zijn roman Le Pari is door een ander denker van de N.R.F. vergeleken met een dolle autorit, na het voorzichtig stadsverkeer waartoe een werkelijk goed bestuurder in staat is. Het kan zijn dat het grote aandeel van de automobiel in deze roman iemand op zulk een vergelijking brengt, maar van een dolle autorit heeft Le Pari vrijwel niets, op enige bladzijden na in het laatste hoofdstuk, waarin een dergelijk gegeven wordt uitgewerkt; veeleer heeft dit boek van meer dan 300 dichtbedrukte bladzijden iets van het nadrukkelijke van een stoomwals. Slechts bij flitsen, in bepaalde gesprekken en overpeinzingen, bekoort de intelligentie van de schrijver, in wie men dan de essayist hoort die zich met een grotere losheid uitdrukt; daarnaast herkent men voornamelijk de stevige ijver die ook Fernandez' ander werk kenmerkte; men verwondert zich alleen over zijn onbetwistbare gaven van romancier. Tot deze gaven behoort, een onderwerp dat eigenlijk zo jeugdig en mager is als de historie van Robert Pourcieux tussen de marquise en het jongemeisje, te omgeven met zoveel bijfiguren, die alle weer zo behoorlijk verzorgd werden dat zij, ofschoon zij de lezer werkelijk niet blijven kwellen, op het ogenblik van hun onmiddellijke aanwezigheid althans geheel aanvaardbaar zijn. Het is een roman, geschreven in een land waar het

[p. 55]

voorbeeld van Stendhal nu eenmaal een krachtige steun kan zijn, maar die overigens (ook uiterlijk vermagerd) heel goed in het oeuvre van onze hollandse ‘jongeren’ had thuis gehoord. De inhoud is volkomen traditioneel en zelfs ouderwets: de titel van het hoofdstuk ‘Une héroïne démodée’ zou boven een groot deel van het boek kunnen staan; het is nauwelijks nieuwer in de verhaaltrant; de werkelijke aanbrengst van Fernandez bestaat uit de automobiel, en enkele herzieningen van nog actuele onderwerpen, als wanneer Robert aan het slot, om te rechtvaardigen dat hij Pauline op de gewoonste wijze bemint en met haar ‘het leven in wil gaan’, uitroept: ‘Plus ma “sincérité” était cynique, plus elle était fausse. Ah! la sincérité, Pauline, quelle sinistre fumisterie...’ enz.

Robert Pourcieux, de held van het verhaal, is karakteristiek de held van wat men meer en meer de roman van de ‘burgermaatschappij’ noemen zal. In enkele opzichten heeft hij iets van jongemannen uit Stendhal (Octave, le duc de Montenotte uit Le Rose et le Vert), die zichzelf bewijzen willen dat het bloed van moediger voorvaderen in hen stroomt, ondanks hun ijdel bestaan: de autorit aan het eind vervangt voor Robert een duel. En de logica van Fernandez trekt enige lijnen door het boek van begin tot eind: de bocht die Robert niet nemen kan in het eerste hoofdstuk vindt haar fatale uitloper in het laatste; de nauwelijks gewaagde foto die hij van Pauline neemt, krijgt een meer dan gezwollen betekenis in de rest van beider levensloop. Dat Robert een ‘ondankbare’ held zou zijn, lijkt mij onjuist; hij is ongetwijfeld sympathiek, en als zijn verdere avonturen zullen worden opgetekend (want een vervolg wordt ‘voorzien’) heeft men voor Fernandez als romancier ook wel genoeg sympathie om desnoods een nieuwe 300 bladzijden in te gaan. Het is met deze ‘burger’-helden een vreemd geval, vooral in de laatste tijd: bij een heel groot talent worden zij zoiets als de Barnabooth van Valery Larbaud, bij minder talent zoiets als honderd direct vergeten jongemannen uit de huidige franse productie, met iets meer talent en intelligentie en veel ijver worden zij Robert Pourcieux, rij-

[p. 56]

den zij de automobiel in de franse literatuur en vullen zij een dik maar zeer leesbaar boek als Le Pari.