5. E. du Perron aan J. Gans: Bellevue, 18 april 1933

Bellevue, 18 April

 

Beste Gans, (willen we het mijnheerschap maar van ons afwerpen?)

Ik hoop dat je, als je dit ontvangt, met alle dienders zult hebben afgerekend.20 Of ik hetzelfde zou hebben gedaan? Het is lastig te zeggen; het hangt af van het moment. Misschien zou ik niet eens ten volle beseft hebben waarom die politie-heros den arbeidersjongen verbood en de twee fascisten liet staan voor wat ze waren. Er is één ding vervelend in zooiets: de last die je krijgt is tòch vernederend, ik bedoel, zonder het ‘aureool’ van werkelijke tragiek, en onevenredig aan wat je ermee bereikt (ook moreel). Dit wil niet zeggen dat ik je ongelijk geef, want de spontane behoefte is in zulke dingen ook van veel waarde. Maar de zelfverheffing van den inspecteur en den commissaris boven jou en dien arbeidersjongen gun ik hen niet. Je denkt dat je met een vraag als ‘weet u wie Gide is?’ zoo iemand raakt - je zou bijna even goed aan een beest kunnen vragen ‘weet je wie je baas is?’ (ik bedoel een koe, niet een hond!) Je stuit af op een begripswereld, zoo serviel en zoo volkomen ‘anders’ dan het denken bij jezelf; dat iedere gedachte daarin wegzakt als in modder. Als ik in jouw plaats geantwoord moest hebben op die prachtige eerste vraag, zou ik wschl. gezegd hebben: ‘Met menschen die geleerd hebben mensch te zijn’. Niet dat hij dát zooveel beter verstaan had, maar het geeft iets precieser aan wat hij precies niet is. De ‘geestelijke aristocratie’ is al een soort luxe, terwijl aan zoo'n man dit op een hooger plan noodzakelijke al ontbreekt.

[p. 22]

Men kan op dergelijke wezens alléén inwerken met middelen van physieke kracht. Consideratie voor den knuppel, als het niet is voor den geldzak. Maar consideratie - dat is hun eenige vorm van ‘bewondering’.

Ik maakte bij Malraux kennis met Bernard Groethuysen,21 die om zijn communistische sympathieën gehaat is geworden bij zijn ‘nazi’-studenten in Berlijn, en nu naar Frankrijk is gegaan, ofschoon hij geen Jood is. Zijn vrouw, Alix Ghillain is communiste, en bizonder sympathiek; een vrouw uit één stuk, die zich zonder oponthoud geeft aan het werk, voor de partij, en dan nog tijd vindt om alles te doen voor haar man, zoowel als huisvrouw, als in haar hoedanigheid van ‘medewerkster’. Zij typt al zijn artikelen, soms tot laat in den nacht; den volgenden morgen, als hij uitslaapt, werkt zij alweer voor de kameraden. Ik geef je in laatste instantie alle ‘geestelijke aristocratie’ van een Gide cadeau voor een beetje vriendschap van zoo iemand.

Je Duitsche boeken heb ik nog niet eens kunnen inkijken. We zijn wschl. correspondent-af voor Het Vaderland, dat door een smeerlap van een directeur22 en een karakterlooze brave man van een hoofdredacteur23 bestuurd wordt; we moeten nu weer allerlei rotzooi lezen om ons verlies hier, op een andere manier goed te maken. Misschien komt het daar nog in orde, maar ik hoop eigenlijk maar van niet. Zeg mij wanneer je Die Stadt24 uiterlijk terug moet hebben; ik kijk het dan op het laatste oogenblik nog even in.

Het beste in Holland; vertel ook wat van den algemeenen toestand. Hartelijke groeten van mijn vrouw en je

 

EdP.

20In april 1933 kreeg Gans het in Den Haag aan de stok met een politie-inspecteur. In de Venestraat zag hij hoe de inspecteur een colporteur van het socialistische blad De Fakkel een duw gaf, nadat hij hem gesommeerd had zich te verwijderen. Tegelijkertijd liet de inspecteur enkele venters van de NSB-krant Volk en Vaderland ongemoeid. Dit druiste in tegen het rechtvaardigheidsgevoel van Gans en hij duwde de inspecteur op zijn beurt tegen een winkelruit. Dat kon deze natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Du Perrons opmerking over ‘de last die je krijgt is tòch vernederend’, was terecht: Gans moest mee naar het bureau en werd later veroordeeld tot 25 dagen gevangenisstraf wegens ‘opruiing tegen de staat’.
21Bernard Groethuysen (1880-1946) was een uit Duitsland gevluchte hoogleraar filosofie en een goede bekende van André Malraux.
22E.A.L. de Lang (1880-1960).
23C.M. Schilt (1878-1950). Ondanks een financieel conflict bleven Du Perron en zijn vrouw Elisabeth de Roos tot 1936 correspondent (onder haar naam).
24Ernst von Salomon, Die Stadt. Door Gans besproken in Den Gulden Winckel, jrg. 32, nr. 377, mei 1933, pp. 87-88. Zie brief 8.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie