11. J. Gans aan E. du Perron: Amsterdam, tussen 11 en 18 juli 1934

[...]49 werden uit de partij ‘van Dimitrov’ geroyeerd wegens ‘provocatie’.

[p. 34]

Ik weet niet of je deze terminologie begrijpt, maar ‘provocatie’ wil hier zeggen, dat de partijleiding vreesde dat wanneer een arbeider door de politie in bezit van een wapen getroffen werd, de partij ‘verboden’ zou kunnen worden waardoor het ‘Grote krantenbedrijf’ niet zou kunnen doorgaan. Je ziet dus, dat de mentaliteit van een z.g. revolutionaire partij niet zoo heel veel verschilt van die van een fatsoenlijk kruideniersbedrijf. Met het oog op de klandizie, gelieve men zich behoorlijk te gedragen.

Je zult misschien denken, waarom lieten die arbeiders zich dan niet royeeren en schaften zich toch een wapen aan? Je zou even goed kunnen vragen waarom de katholieke kerk nog altijd vol is! Een fatsoenlijk communistisch arbeider vindt een royement uit de partij - met kameraad Stalin aan de spits - uit de partij die 1/6 van den aardbodem beslaat, minstens even erg als een katholiek de banvloek.

Dus was er dankzij de struisvogelpolitiek van de partij geen enkel wapen. De S.D.A.P.50 deed vanzelfsprekend al niet mee. Ze had zich op haar congres al volkomen aan Colijn51 verkocht terwille van de nationale eenheid en bovendien betrof het hier slechts een oproer van werkloozen, waar de nette modern georganiseerde arbeider niet aan meedoet. Sneevliet zit vast aan zijn vakvereeniging het N.A.S.52 en aan het parlement, en weet op het critieke oogenblik ook niets beters te doen dan een telegram aan den minister te zenden of zich achter een protestactie, n.b. van predikanten (waaronder de nationale fluim Van Hoogenhuyzen53) te verschuilen. Met hem is het trotzkysme in Holland hopeloos gecompromitteerd en de O.S.P.54 is zonder middelen, hoewel nog het meest actief.

Dit was het droevige schouwspel dat de georganiseerde voorhoede van het Nederlandsche proletariaat bood. Geen parool, geen actie, geen materiaal, met niets werden de menschen in de Jordaan en elders ondersteund. Toch

[p. 35]

hebben ze kans gezien nu en dan volkomen meester van het terrein te blijven. Ongewapende vrouwen sleurden de zwaarbewapende politieruiters van het paard, jonge werkloozen, met niets anders dan steenen in de knuisten joegen agenten met revolvers en militairen met karabijnen op de vlucht. Uit de ramen werden nu en dan emmers kokend water over de politiehoofden omgekeerd. Deze dingen stonden in geen een burgerblad natuurlijk. Een marechaussee werd door een oude potkachel, die ergens uit een raam ‘viel’ volkomen verfrommeld. Er zijn huishoudens in de Jordaan waar zich geen theekopje, geen zoutvaatje meer bevindt, alles werd als projectiel gebruikt. En intusschen sloegen de menschen op straat de herstelde verlichting opnieuw kapot, wierpen in het donker nieuwe barrikaden op die met toonbanken uit de geplunderde winkels en met oude matrassen waren opgestopt.

Maar van een strategisch plan was geen sprake.55 Buiten de havenarbeiders en de bouwvakkers werd er niet gestaakt. Dezelfde fout van Weenen56 is ook hier herhaald, in plaats van de opstand uit te breiden, bleef men in de eigen vestingen zitten. In de bourgeoiswijken was niets, geen agent, ze lagen braak. Er was natuurlijk dit verschil met Weenen, dat de situatie veel ongunstiger was, door het ontbreken van ook maar de geringste bewapening.

Het belangrijkste resultaat, je zult het misschien poover noemen, is dat in de massa het besef is ontstaan, dat het om de wapenen gaat. En de geest van verlamming, ontstaan door het voortdurend capituleeren van de partijen is ook gedeeltelijk verdwenen. Ze hebben tenminste weer eens de tanden laten zien en daarmee is ook het bewustzijn, dat het om de macht gaat weer naderbij gekomen.

‘De partij’ werd door de opstand zoo volkomen verrast, dat ze er geen raad mee wist. De Tribune haalde zelfs het brutale stukje uit om te schrijven, ‘dat de arbeiders goed moesten bedenken dat het hier nog geen revolutie betrof’. Dat de oude Kautsky,57 toen hij nog revolutionair was eenmaal schreef ‘on ne peut pas lutter avec succès, si l'on renonce d'avance à vaincre’,58 hiervan hebben deze lieden, die uitsluitend in legale verhoudingen ‘revolutie’ kunnen spelen, niet het minste besef.

Het dilettantisme van deze figuranten gaat zelfs zoo ver, dat ze, terwijl het oproer al twee dagen aan den gang was, nog alle adressen van de ‘Tribune’ abonnées in het gebouw hadden. De politie deed een prachtvangst. Van

[p. 36]

provocatie gesproken. En deze lieden hadden de treurige moed arbeiders die zich een wapen aanschaften te royeeren en hen in hun krant als ‘provocateur’ te betitelen. Beroepsprovocateurs zouden zooiets niet beter voor elkaar gebracht hebben als deze ‘leiders’ van het Nederlandsche proletariaat. En het tragikomische van het geval is, dat de partij niet eens over duplicaten van de abonnées beschikte.

De heeren waren zoo onthutst door den inval van de politie, dat ze uit pure schrik, twee dagen lang naar elkaar liepen te ‘zoeken’. Er was niets, hoegenaamd niets voor de illegaliteit voorbereid. Bij de eerste stoot, die de bourgeoisie gaf, lag de geheele partij ‘van Dimitrof’ lam. De revolutionaire partij was tijdelijk opgeheven ‘wegens revolutie’. Eerst drie dagen later, nadat de ergste schrik klaarblijkelijk gezakt was - en de gevechten afgelopen - vond men elkaar weer en stelde men een manifest op en een van de leiders zei: ‘Als ik de volgende keer op het congres in Moskou kom, dan zullen “ze” wel anders tegen me opzien’. En in gedachten voelde hij al de bemoedigende tik op den schouder van kameraad Stalin. Maar toen werd er plotseling hard gebeld en keek hij verschrikt naar de deur, want op dat oogenblik was hij nog niet in Sowjet-Rusland.

Het vermakelijke van het geval is, dat de bourgeoisie bijna net zo bang is en dat de geheele bourgeois-pers schreeuwt dat ‘de communisten’ het gedaan hebben. In werkelijkheid heeft Colijn ‘het’ gedaan, door de steunverlaging en zijn de arbeiders in beweging gekomen omdat er van deze steun niet eens meer te hongeren is. De ‘partij’ heeft met dit in beweging komen niets uit te staan. Ze is achter deze beweging aangezwommen en ze heeft zelfs nog getracht haar te remmen.

Men zou met evenveel recht kunnen beweren, dat de ‘Nederlandsche Maatschappij voor Letterkunde’ ‘het’ gedaan heeft. In werkelijkheid heeft de bourgeoisie aan de ‘partij van Dimitroff’ te danken, dat het voor haar zoo goed is afgelopen, omdat ‘de partij’ door het provocatiegeleuter er voor gezorgd heeft, dat de arbeiders niet bewapend waren.

Met de begrafenis van de prins,59 lag in ieder ministerie 60 man zwaar bewapend militair. De tanks en mitrailleurs waren naar Den Haag teruggetrokken uit Amsterdam. Alle belangrijke punten worden door militaire politie bewaakt.

Ik hoop, dat dit relaas je een indruk over de gebeurtenissen heeft verschaft. Misschien begrijp je nu, waarom we hier nog altijd eenige duizenden kilometers van ‘La Condition Humaine’ verwijderd zijn. Met kruideniers is wellicht zeer goed een klucht op te voeren, maar een revolutie zullen zij als uiterste consekwentie van hun geestelijken aanleg, altijd in de wielen rijden.

[p. 37]

Zoo lang de arbeiders in W. Europa, dit nog niet in de gaten hebben, maakt de revolutie weinig kans. De afgeloopen dagen kunnen ertoe bijdragen, dat zij het in de gaten krijgen. Intusschen, arme Trotzky, arme ‘révolution permanente’!

Hoe staat het met de vertaling van L.C.H.? Ik hoorde dat er bij Querido een bundel ‘Essays’ onder de titel ‘De Smalle Mensch’ verschijnt van je en een autobiografische roman. Ik zou ze graag lezen, indien ze uit zijn. Je stuk over Valmont: Liaisons dangereuses in F.60 enige maanden geleden vond ik uitstekend. Maar zonde voor de hollandsche mentaliteit. Vond Jan Lubbes61 minder, hoewel ik je aversie tegen dit heer volkomen deel, misschien publiceer ik bovenstaand relaas - eenigszins omgewerkt nog eens als ‘Jan Lubbes in de nederlandsche revolutie’.

Intusschen met beste groeten,

 

Gans

 

Een duitsch boek: Massenpsychologie des Faschismus van Reich is zeer opmerkelijk! Ik zou het graag in 't Hollandsch vertalen en wilde het bij de Wereldbibliotheek proberen. Zou jij misschien voor me naar Endt kunnen schrijven of hij me een onderhoud kan toestaan en dat ik in staat ben de vertaling te maken. Uitgevers geven dit werk meestal alleen aan menschen, die in dit werk al ‘sporen’ verdiend hebben.

Beter van tijd tot tijd met verschillende vrouwen in een niet al te hooge hemel, dan met één vrouw voortdurend in de hel.

49Het begin van deze brief ontbreekt. Overgeleverd zijn de laatste twee kantjes in netschrift en twee bladen, genummerd 2 en 3, in kladschrift. Het gedeelte in netschrift begint bij de alinea die als eerste zin heeft ‘Maar van een strategisch plan was geen sprake’.
50De Sociaal Democratische Arbeiders Partij. Na de Tweede Wereldoorlog opgegaan in de Partij van de Arbeid.
51Hendrikus Colijn (1869-1944). Minister-president van vier kabinetten in de jaren twintig en dertig. Voerde een strenge bezuinigingspolitiek.
52Afkorting van Nationaal Arbeids Secretariaat, een kleine radicale vakbond, opgericht in 1893.
53ds. Anton Gerard Hendrikus van Hoogenhuyze (1871-1941). Nederlands-Hervormd predikant te Amsterdam. Was één van de ondertekenaren van het telegram dat het Ministerie van Hervormde Predikanten te Amsterdam op 10 juli 1934 aan Colijn zond met het dringende verzoek de verlaging van de steunuitkering ongedaan te maken. Stond bekend als socialistenvreter en anti-papist. Raakte in opspraak door sympathie voor de NSB.
54De Onafhankelijke Socialistische Partij die in 1935 fuseerde met de Revolutionair Socialistische Partij van Sneevliet. Na de fusie heette de partij de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij.
55Begin van het netschrift. Zie noot 38.
56Gans doelt hier op de in februari 1934 door Dollfuss neergeslagen opstand van socialisten en communisten. Dollfuss zette artillerie en tanks in tegen de opstandige arbeiders die zich o.a. verschanst hadden in de Karl Marx Hof.
57Karl Kautsky (1854-1938). Oostenrijks-Duits sociaal-democraat. Voor de Eerste Wereldoorlog meest gezaghebbend theoreticus van het marxisme van de SPD en de Tweede Internationale. Tegenstander van Lenins ideeën en van het communisme.
58Men kan niet met succes strijden als men al van tevoren van de overwinning afziet.
59Bedoeld is prins Hendrik. In de kladversie van deze brief schrijft Gans ‘Hein’. Prins Hendrik werd op 11 juli 1934 begraven.
60Gans doelt hier op E. du Perron, ‘Naar aanleiding van “Les Liaisons Dangereuses”’. In: Forum, jrg. 3, nr. 5, mei 1934, pp. 409-418. Ook in Vw, deel II, pp.527-536
61E. du Perron, ‘Jan Lubbes’. In: Forun, jrg. 3, nr. 7, juli 1934, pp. 586-599. Dit stuk bevat o.a. een aanval op Albert Kuyle. Ook in Vw, deel II, pp. 679-705.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie