E. du Perron
aan
R. Herreman

Brussel, 2 april 1929

2.4.29.

Beste Herreman,

Wat is dat voor een raadselachtig briefje? Ik zit mij zoo'n beetje af te vragen waar het op slaat? Op de alinea in mijn artikel over Léau-taud,577 of op de aanhaling in mijn stukje over Van Ostaijen? Ik ben ook nog uitgebreid op je besprekingen in de Nwe Rotterd. Crt. ingegaan,578 maar in het Cahier van een Lezer 5 dat nog bij den drukker is, zoodat ik wel gelooven moet dat je dàt niet kent?... Het meest waarschijnlijke is dus: Léautaud.

Van wie is de ‘openbare aanklacht’ en van wie de ‘openbare biecht’? Ik voel mij bang worden.

Eerstdaags hoop ik je persoonlijk te ontmoeten. In de Lunette misschien, nu het weêr beter wordt en ik nog niet naar Gistoux ben gegaan.

Geloof mij steeds gaarne je

EduP.

Origineel: Antwerpen, Letterenhuis

577‘Paul Léautaud. Het Alter Ego van Maurice Boissard’ was verschenen in DGW 28 (1929) 3 (maart) p. 74-76. De alinea betrof de Nederlandse literaire kritiek (Vw 2, p. 154).
578Zie Vw 2, p. 145-151.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie