Ballade der polderlandsche onrustige kapoenen

Toelichting

Kees Snoek in E. du Perron, Het leven van een smalle mens:

Du Perrons on-Hollandse geest komt naar voren in zijn ingezonden brief aan de redactie van het tijdschrift Den Gulden Winckel, waarin hij zich voor het eerst voor een Nederlands publiek profileerde. In deze brief maakt hij zich vrolijk over het alarm dat in de vaderlandse kritiek was geslagen over de roman De zondaar van Alie Smeding. De ene criticus was over de andere heengebuiteld in een veroordeling van dit zogenaamd ‘pornografische’ boek. Du Perron lacht ze allemaal uit: De zondaar is net zo min pornografisch als de romans van Emile Zola. Ook de dichter Nijhoff, die De zondaar op literaire gronden had afgewezen, krijgt een veeg uit de pan omdat hij geen flauw idee heeft van wat pornografie werkelijk is. Nijhoff had het gepresteerd om Pierre Louÿs’ licht-erotiserende schelmenromans Aphrodite en Les aventures du roi Pausole te rekenen tot de pornografie! De kwestie van het pornografische karakter van De zondaar was zo hoog opgelopen, dat Nijgh & Van Ditmar een boekje had uitgegeven onder de titel Wat de pers zegt van De zondaar door Alie Smeding. Een storm in een glas water. Geprikkeld door de hier gedemonstreerde onbevoegdheid van de Hollandse kritiek, schreef Du Perron in de stijl van Laurent Tailhade zijn ‘Ballade der Polderlandsche onrustige kapoenen’, waarvan de eerste strofe luidt:

Mejuffrouw Smeding heeft het boek gebaard
Dat Polderland een noodkreet zou ontlokken.
Elk kunst-man heeft er zich op blind gestaard
Om er zijn klein artikel uit te fokken.
Borel zelfs voelt zijn rein gemoed bezwaard,
Hij keek nooit verder dan Kwan-Yin haar rokken,
Een oude viespeuk kwijlt licht in zijn baard,
Maar hij ’s geschoren, en hij luidt de klokken:
‘Blijv’ Polderland voor zùlke taal bewaard!’
De Lullen Rozewater zijn fameus geschrokken.

De uit vier strofen bestaande ballade werd door Den Gulden Winckel geweigerd en verscheen als een soort vlugschrift in planodruk, in opdracht van Du Perron gedrukt en door hemzelf verspreid, maar met twee streepjes in plaats van het woord ‘Lullen’. In Du Perrons ogen was Martinus Nijhoff, een van Smedings ‘voornaamste belagers’, het lulletje
rozewater bij uitstek. Du Perrons eerste optreden op het Nederlandse letterkundige toneel was meteen een voltreffer.

[…]

Behalve door zijn gedichten deed Du Perron van zich spreken door zijn kritieken in het tijdschrift Den Gulden Winckel. Verder bouwde hij een bijzondere reputatie op met zijn dagboekaantekeningen, bestemd voor de ‘happy few’. Ze verschenen in Cahiers van een lezer, die hij door Breuer in dertig exemplaren liet drukken en onder vrienden en kennissen verspreidde. Via hen kregen de Cahiers een grotere lezerskring, zodat Du Perron al tegen het einde van de jaren twintig de naam kreeg van een onverschrokken criticus die echter zeer cru kon zijn. Zijn door Den Gulden Winckel geweigerde Ballade der Polderlandsche Onrustige Kapoenen had tot die reputatie bijgedragen, evenals zijn polemische uitvallen tegen Dirk Coster, Matthijs Vermeulen en H. Marsman, die bij alle onderlinge verschil de pretentie deelden van toonaangevend criticus te zijn of voorman van een literaire beweging.

naar hele biografie

Uit Batten/Stols:

1927
10. BALLADE DER POLDERLANDSCHE ONRUSTIGE KAPOENEN
Ballade der Polderlandsche Onrustige Kapoenen. Geschreven bij het verschijnen van Nijgh & Van Ditmar's boekje: „Wat de Pers zegt van De Zondaar, door Alie Smeding". Brussel, 21, Rue Saint-Jean, E. du Perron, z.j. [1927].
Planodruk blz.). 18,5 x 27,7. Aan één zijde bedrukt. Dit polemisch gedicht werd door Den Gulden Winckel geweigerd. E. d. P. liet het daarna voor eigen rekening drukken en zond het als „vliegend blaadje" aan vrienden en belangstellenden. Vgl. „Cahiers van een Lezer", eerste druk, blz. 37. Sept. 1927; Voor Kleine Parochie (Cahiers van een Lezer I) (1931) blz. 43 -44; ,,Cahiers van een lezer" gevolgd door ,,Uren met Dirk Coster" (1946) blz. 26.

naar hele bibliografie


Aantekeningen:

Dit gedicht is als afzonderlijke publicatie nooit herdrukt. Wel is het – met enige nadere toelichting – opgenomen in Du Perron’s essayistische werk, nl. in de opeenvolgende uitgaven van de Cahiers van een lezer en ten slotte ook in deel 2 van het Verzameld werk (Amsterdam, Van Oorschot, 1955, p. 28-31.)

Lees op de website Kroniek van Enkhuizen meer over Alie Smeding en de ophef over De zondaar.